With Rolf van der Woude Op nieuw land ee

‘Een volk dat bouwt, leeft in zijn toekomst’

De OLM had zich vrij rustig gehouden, met reden. Zij bevonden zich in de ge makke lijke positie dat Smeding en Mansholt de kastanjes voor hen uit het vuur haal den en voorkwa- men zo dat interne verdeeldheid de kop op - stak, want men was zich bewust dat een deel wel voelde voor het meer orthodoxe onder- wijs dat de CBTB voor stond. Nu echter de Vere niging Landbouwonderwijs Noord oost - polder een feit was, voel de het OLM-bestuur zich genoodzaakt tot een tegenoffensief. Er ging een brief naar alle leden om hen duide-

Heilige mis ter lijk te maken dat de OLM niet de ‘zondebok’ was, maar dat de CBTB samenwerking gelegenheid van de

had tegen gehou den. Het was er al mee begonnen dat de Com missie van Vijf zonder oprichting van de

enig overleg was ingesteld en bovendien eenzijdig was sa men gesteld. Voor vrij zin - afdeling van de ABTB

nig-her vorm den was er geen plaats. Ook had de com mis sie wel leden van de NCLB in de Noordoostpolder

gevraagd, maar de ‘neutrale’ Algemene Ne der landse Agrarische Bedrijfsbod ‘bewust’ over gesla gen. Deze ‘onelegante werkwijze’ had het be stuur nog wel door de vingers willen zien, als de CBTB de statuten niet had willen op dringen.

52 Pruntel, Scholen,

Maar voor alles wilde men de in druk wegnemen dat de nieuwe vereniging gro te

76 e.v.

aanhang had onder OLM-leden. Van de meer dan 700 leden, waarmee de ver e ni ging

53 NLE, Arch LMIJ,

schermde, was niet meer dan 10% OLM’er, beweerde het bestuur. Verder riep het op

bestuur OLM afd.

tot eens ge zind heid en het res pec te ren van ieders gevoelen in deze zaak. 52 Te ge lij ker -

NOP aan de minister van Landbouw

tijd schreef het OLM-be stuur een brief aan minister Mansholt waarin dezelfde

17 april 1953.

ar gumenten wer den gehan teerd. Het slot van de brief wees de minister er op –

54 Pruntel, Scholen, zoals men al vaker had gedaan – ‘dat een Rijks land bouwwinterschool met aan - gepast ka rak ter de enig juiste oplossing voor de Noord oostpolder betekent’. 78 e.v. 53

Deze actie kon niet voorkomen dat op 22 oktober 1953 de vereniging in twee lo -

55 J.A. Vermaat, Grote

kaal tjes in de houten noodkerk van de gereformeerden in Emmeloord met 32 leer lin -

en kleine euvelen. Tien jaar uit de agrarische

gen haar werk begon. 54 Minister Mansholt bleef weigeren de school te subsidiëren,

politiek, gezien vanuit

ondanks druk van het parlement. De leden van de ver e ni ging dienden daarom alle

het standpunt van de

kosten voor hun re ke ning te nemen. 123 Een aantal hervormde leden van OLM en

Christelijke Boeren- en Tuindersbond, met

CBTB, on der voor zit terschap van OLM-bestuurder Eskes, die ook deel had uit ge -

name door de bril van

maakt van de Com mis sie van Vijf, deed nog een poging het gesprek weer op gang te

de toenmalige voor -

bren gen, maar zonder re sultaat. 56

zitter, Chris van den Heuvel (Amsterdam

Met de situatie ontevreden OLM’ers, met OLM-afdelingsvoorzitter H.R. Kos ter

1994) 199; Van der

als ster ke man, hadden toen al een ‘tegenvereniging’ opgericht die streefde naar de

Wal, Bouwen, 13.

op rich ting van een rijksschool. Zo belandde een vijfde aanvraag bij de mi nister. 57

De kosten werden voor het eerste jaar

Een dorps vete leek in de maak, want volgens een van de betrokkenen waren er prin-

op ƒ 45,000,-

cipieel nau we lijks verschillen. ‘De statuten van de ene vereniging leken overi gens

werden be groot.

precies op die van de ander’, verklaarde A.E. Brons, terugkijkend op de affaire. 58 Als

Er was overigens bijna ƒ 80.000,-

secretaris van de Landbouwcommissie, de ‘eerste’ ver eniging voor land bouw on der -

opgehaald.

wijs en vanaf 1954 van de CBTB was hij misschien wel bevooroordeeld, maar zon ne -

56 NLE Arch. LMIJ, klaar was dat de ontstane situatie uiterst pijnlijk was.

notulen bespreking

Het ergste was wel dat de scheiding der geesten zich tot in de hervormde ge -

van de commissie van

meente dreigde door te zetten. Een scheuring tussen orthodoxe en vrijzinnige leden

hervormden uit de

kwam dichtbij. De kerkeraad besloot daarop in te grijpen. De hervormde predikant

OLM en de CBTB met het dagelijks bestuur

van Bant, ds. K. Beks, wist vertegenwoordigers van beide verenigingen over te halen

van de OLM over het

tot een gesprek. Gemakkelijk ging het niet en op zeker moment riep hij uit: ‘Wat

landbouwonderwijs

gaan we nu doen heren, gaan we kerkje spelen of schooltje spelen’. 59 Na een week

in de NOP, zonder datum.

con fe re ren had Beks succes. Beide partijen deden water in de wijn en stelden ge za - menlijk nieuwe statu ten op. Nadat de landbouw- en landarbeidersorganisaties hun

57 Vermaat, Grote en

morele steun had den toegezegd, werd een nieuwe Vereniging ter bevordering van

kleine euvelen, 200 e.v. De CBTB had zijn

Land- en Tuin bouw on derwijs in de Noordoostpolder opgericht, die verantwoordelijk

aanvraag inmiddels

werd voor het pro testants-christelijke landbouwonderwijs in de Noordoostpolder.

weer ingetrokken.

De minister sub si di eerde nu met terugwerkende kracht.

58 Van der Wal,

Eind goed, al goed lijkt een toepasselijke tegeltjeswijsheid, maar de aan de kolo-

Bouwen, 20.

nisten toe ge dich te grote eensgezindheid, eenheid en saam ho rig heid was ver te zoe-

59 Van der Wal, Bouwen, ken geweest. Religieuze en levenbeschouwelijke verschillen waren uitgelopen op een

14, 20 en 79. Hoezeer

weinig verheffende machtstrijd. Ook daarin was er weinig verschil met het oude

het optreden van

land. Overal vierde de verzuiling hoog tij, overal trokken de katholieken zich in hun

Beks indruk gemaakt

subcultuur terug en overal deden zich tussen CBTB en KNLC scher mut selingen voor

moet hebben blijkt uit het gedenkboek

bij de verdeling van land bouw scho len. Had Ter Veen het bij het ver keer de eind gehad

Bouwen etc. waarin

met zijn bewering dat selectie en het gebrek aan tradities kolonisten tot een zelf stan -

drie van de in het

dig den ken de en handelende groep maak ten? Volgens de Wageningse socioloog dig den ken de en handelende groep maak ten? Volgens de Wageningse socioloog

E.W. Hofstee wel. In de af scheids bun del die Sme ding in 1954 werd aangeboden,

of nauw betrokkenen

schreef hij een artikel waarin hij Ter Veens gedachtegoed ondubbelzinnig museaal

de geciteerde woor-

ver klaarde. Maar als Ter Veen verouderd was, zoals Hofstee meende, was daarmee de

den aanhalen.

‘homo Zui der zee lan di cus’ eveneens een museumstuk geworden? Zeker niet meende

60 Hofstee, ‘De selectie

Hofstee, mits het juiste uitgangspunt gekozen werd. Niet selectie, maar modernise-

van de kolonisten’,

ring was het goede perspectief.

280. Volgens Hofstee had het sociaal-

Het Nederlandse platteland, beweerde Hof stee, verkeerde in een overgangsfase

darwinisme het nooit

van een tra di ti o neel naar een mo dern dynamisch cultuurpatroon. Het moderne en

verder weten te

dy na mische kreeg de vorm van een ‘cultuur-ideaal’. Op het nieuwe land, waar tra -

di ti o ne le belemmeringen ontbraken, kon ‘het cultuur-ideaal van het be tref fende tijd- werk mar keerde feite- 60 vak het zui verst tot uiting komen’. Het cul tuur-ideaal van de kolonisten was ‘het

brengen dan een hypothese. Ter Veens

lijk een eindpunt van

mo der ne-boer-zijn’, wat zich ver taal de in een drang ‘naar stedelijke le vens vor men’.

de sociografische traditie. Onderzoek

Ver za ke lij king van de ver houding tussen boer en arbeider, het scheiden van privé en

had ook op geen

zakelijk, het verdwijnen van het dialect, de verzwakking van de dorps sa men leving

enkel punt diens

en een meer as sertieve hou ding, noemde Hofstee als symptomen. Tot ‘een wer kelijke

le vens stijl’ had dit nog niet geleid, daarvoor was te veel ‘klakkeloos’ over ge nomen van het ste delijk cultuurpatroon. gesproken. Kort om: 61 het selectieprincipe

ideeën bevestigd, maar ze juist weer -

Hofstees beschouwing laat zien hoe modernisering als waargenomen ont wik ke -

waar ter Veen van uitging kon ‘een

ling en als normatieve visie in elkaar over kunnen lopen. Mo der ni sering was in

algemeen kolo niaal

Hofstees ogen geen autonoom proces, het was tot op zekere hoogte beheersbaar.

be vol kings type’

Sociologen konden als social engineer de ontwikkelingsgang bijsturen in de door hen

onvoldoende be schrijven en al

gewenste richting. Interessant is ook dat in zijn ontwikkelingsmodel het gebrek aan

evenmin verklaren.

eens ge zind heid en samenwerking in de polder verklaarbaar is. Typisch voor het ste-

61 Hofstee, ‘De selectie delijk cultuurpatroon noemde Hofstee het uiteenvallen van het dorp als gemeen- van de kolonisten’,

schap, waarvoor in de plaats andere ‘collectieven ter verdediging van de eigen

289 e.v.

belangen’ kwamen. De land bouw organisaties, zowel van boeren als van arbeiders

62 A.K. Constandse, waren der ge lij ke ver banden, waarin de kolonist, zonder de last van aloude dorps - Het dorp in de IJssel -

tradities, zijn be langen kon verdedigen.

meerpolders. Sociolo -

Cijfers lijken dit te bevestigen. Rond 1955 was de deelname aan stands or ga ni -

gi sche beschouwingen

satie of vakbond in de Noordoostpolder vrijwel honderd procent. Ook de or ga ni sa -

over de nieuwe platte- landscultuur en haar

tie graad on der boe rin nen en vrouwen van landarbeiders was op mer ke lijk hoog. In

implicaties voor de

vriend s chaps re laties speel de de dorpsgemeenschap een ondergeschikte rol. Vriend -

plano logie van de droog

schap werd voor al ge sloten op basis van stands- en religieuze ver want schapen, niet

te leggen IJsselmeer -

op basis van dorpsgenootschap. Toch was er hoop voor de bewoners van de IJssel -

polders (Zwolle 1960)

194 e.v.; 233 e.v.

meer pol ders, meende Hofstee. Als de gemeen schap de fase van verwarring door de

63 Hofstee, ‘De selectie over gang van het oude naar het nieuwe achter zich had gelaten en zich had ‘geor- van kolonisten’, 291 e.v.

ganiseerd en ge ïn te greerd tot een samenhangende gemeenschap, dan zullen deze nieuwe le vens vor men wor den tot een nieuwe levensstijl, tot een min of meer uniform

64 De gehele passage

ge drags pa troon van een sociaal dwin gend karakter’. Dat zou een nieuwe, ‘werkelij-

over de moderne boer is geciteerd in: E.H.

ke plat te lands cul tuur’ op leveren, ‘waarin het stedelijke cultuurelement tot op zeke- Karel, De maakbare 63 re hoogte en in zekere zin, weer zal zijn overwonnen’.

boer. Streekverbetering

Paste verzuiling in die nieuwe plattelandscultuur? Toen Hofstee eens het pro fiel

als instrument van het Nederlandse landbouw-

schetste van de moderne boer zag hij hem als een ‘kerkelijk mens’ en betrokken bij

beleid 1953-1970

zijn kerk en ge meente, dit in tegenstelling tot de traditionele boer, die vaak uit sleur

(Groningen/Wage-

en traditionalisme naar de kerk ging. De moderne boer was actief in organisaties en

ningen 2005) 21-22.

had be lang stel ling voor on derwijs. 64 Maar hier wringt iets. Hofstee maakte van de

65 Het gezegde is van

moderne, religieuze boer een sociologische categorie. Voor de emotionele, be vin de -

Hofstees leerling A.K. Constandse.

lijke en traditionele aspecten van het geloof is bij hem geen ruimte. Zijn dichotomie

Zie: Constandse,

van traditioneel tegenover mo der n is te oppervlakkig en te eendimensionaal en laat

Het dorp, 80.

weinig ruimte voor ambiguïteit en paradox. Verzuiling en vooral de ne ven ef fec ten

66 A.K. Constandse,

van ter ri to ri um drift en machtsstrijd lijken uiteindelijk moeilijk in te passen in zijn

‘Onderzoek en plan

teke ning van het moderne toekomstgerichte platteland. Bij Hofstee was de dorps ge -

Oostelijk-Flevoland’

meen schap de drager van de nieuwe plattelandscultuur. En hij zag te weinig in dat

in: Stedenbouw en Volkshuisvesting 44

hij op die manier een traditionele en normatieve kijk op het boerenleven zijn model

(1963) 73-76, 74.

bin nen smok kelde.

67 H. Righart, De wereld- De poldergemeenschap zag Hofstee niet meer als een apart species, zoals Ter

wijde jaren zestig.

Veen had gedaan. Wel konden de bewoners van de Noordoostpolder door de bij zon -

Groot-Brittannië,

de re om stan dig he den voor lo pers van het modern dynamisch cultuurpatroon wor-

Nederland, de

den, doordat zij te typeren waren – met een variatie op de spreuk op het monu-

Verenigde Staten 65 (Utrecht 2004) 15.

ment op de Af sluitdijk – als: ‘Een volk dat bouwt, leeft in zijn toekomst’. Ondanks alle ver schil len waren Ter Veen en Hofstee het daarover eens.

Eenheid op christelijke grondslag?

Het eind van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig waren belangrijk voor de Noordoostpolder. In de eerste plaats was het tijd om een balans op te maken. De jonge socioloog A.K. Constandse, een leer ling van Hofstee, kreeg daar- voor de opdracht. In 1960 verscheen zijn gedetailleerde proef schrift Het dorp in de IJsselmeerpolders. Er viel veel positiefs te melden. De or de ning en planning had de bewoners een goede start gegeven. Er was een moderne en wel va ren de gemeen- schap gegroeid, met een groot economisch potentieel.

Er was meer. De poldersamenleving was volwassen geworden en kon op eigen benen staan. De afdelingen van de OLM en CBTB kregen hun zo gewenste vrijheid. In 1956 en 1957 kregen zij eigen rechtspersoonlijkheid onder de namen Land bouw - maat schappij IJs sel meer pol ders en CBTB-IJsselmeerpolders. Dit voorrecht kreeg de afdeling van de ABTB niet, maar vormde in 1956 wel de Kring Zuiderzeeland onder

de pa raplu van de moederbond. In deze jaren begon Flevoland zich te vormen. Er werd hard gewerkt aan de inrichting van Oost elijk Flevoland en de dijken van Zuidelijk-Flevo land. De vorming van een eigen pro vincie leek dichterbij te komen. In 1962 werd de gemeente Noord oost polder gevormd.

De ervaringen in de Noordoostpolder noopten de planologen wel hun beleid voor

de nieuwe polders bij te stellen. De kleinere bedrijven in de Noordoostpolder had den het moeilijk en omdat schaalvergroting onmiskenbaar door zou gaan, werd be slo ten al - leen grote percelen uit te geven. Duidelijk was ook dat het gesloten dorps model niet had gewerkt, want – Hofstees verwachtingen ten spijt – echte ge meen schap pen waren niet ontstaan. Daarom werd het aantal geplande dorpen sterk ver min derd, om zo enkele sterke kernen te kunnen vormen. En ook het oude land stelde zijn eisen. De Flevopolders kregen een taak als overloop voor de overvolle Randstad. Er moest plaats geschapen worden voor ste denbouw, natuur en recreatie. 66

Minstens even belangrijk waren de totaal gewijzigde omstandigheden. Rond het midden van de jaren vijftig waren de naweeën van de oorlog en wederopbouwtijd overwonnen en kon een wel vaarts- en verzorgingsstaat opgebouwd worden, de eerste

grote naoorlogse omwenteling. 67 De gevolgen waren zo groot omdat sociaal-eco no -

68 Voor het proces

mi sche en tech no lo gische vernieuwing sa menging met grote mentaal-culturele ver an -

binnen de ABTB zie: Smits, Een aardse

de rin gen. Materiële en ideologische kentering gingen zo hand in hand. De nieuw

geschiedenis, 264 e.v.,

verkre gen wel vaart, de verworven vrijheden, de opkomst van massamedia en een

voor de CBTB zie:

mas sa cul tuur – om maar enkele aspecten te noemen – veranderden levensinzicht,

Van der Woude, Op goede gronden,

-be schou wing en -ideaal. Het veranderde ook het religieuze perspectief. Een meer

303 e.v.

vrijzinnige the ologie kreeg een kans, waarbij er meer aandacht kwam voor oecu me -

69 Van der Woude, ne en de mo der nisering van de kerkelijke vormen en instituties. De openheid van die Op goede gronden,

jaren - ook van de zijde van de kerkelijke hiërarchie en hoog waar digheidsbekleders

305 e.v.

- maakte meer ruimte voor de vragen en de concrete problematiek van de ge meen - te le den. Aan de andere kant zette de secularisering door en werd godsdienst steeds meer naar de rand van de samen leving gedrongen.

Na het midden van de jaren zestig raakten het sociaal-economische en het men - taal-culturele zo met elkaar verweven dat de vraag hardop gesteld werd of het ge - scheiden optrekken van de standsorganisaties nog wel nuttig en noodzakelijk was. 68 Aan de ene kant kwam dit voort uit theologische bezinning aan de andere kant nood zaak ten sociaal-eco no mische veranderingen daar tot op zekere hoogte toe. Rond 1960 ver keer den de standsorganisaties op een hoogtepunt. Schaal vergroting zorgde na die jaren voor een vermindering van de boerenstand, die al snel in de ledentallen te mer ken was. Ook groeide de onvrede over de standsorganisaties, voor- al bij de kleine boe ren die op het punt stond gesaneerd te worden. De be lang en -

behartiging had in hun ogen gefaald. De op komst van de Boeren partij was een symp toom van toe ne - mend onbehagen. De ontstane onzekerheid was voor de CBTB-IJssel - meer polders reden zich te

be zin nen op taak, plaats en functie van de bond en dat deed men op een twee- daagse con fe rentie. Het leverde verschillende per-

Toneeluitvoering bij spectieven op. De Amster damse the o loog C.C. van Niftrik hield een pleidooi voor het het tienjarig bestaan

bestaansrecht van de CBTB, want zo kon den leer en leven, theorie en praktijk op van de CBTB in de

elkaar betrokken blijven. H.J. van Zuthem, hoog le raar soc i o logie aan de Vrije Univer - Noordoostpolder

si teit, stelde het omgekeerde. Christelijke or ga ni sa tie was geen dogma, maar een zaak van de praktische omstandigheden; hoe men de bood schap het beste kon ver- werkelijken. In een nabetrachting meende CBTB-secreta ris Brons opgemerkt te heb- ben dat de aloude ‘mannenbroedertaal’ van Van Niftrik weinig werd gewaardeerd, terwijl de bijdetijdse taal en het sociaal engagement van Van Zuthem vaak in goede aarde viel. Anderen spraken hem echter tegen. Con cre te resultaten leverde de con- ferentie niet op, maar voorzitter R. Zijlstra van de Neder landse CBTB con clu deer de na afloop dat dergelijke principiële debatten waar de vol waren. Als de CBTB alleen zijn mond open deed bij de puur agrarische zaken als de vaststelling van de bieten- prijs dan ‘was het met de organisatie gauw gedaan’. 69

70 NLE, Arch. ABTB,

Werd bij de CBTB de vraag van het bestaansrecht slechts indirect gesteld, bij de

notulen Algemene Vergadering 29 maart

ABTB kwam de vraag rechtstreeks aan de orde. De aanhoudende roep om eenheid

en 8 november 1967.

in de landbouw bracht algemeen-secretaris J.H.H. Hol tac kers er toe in 1967 de krin -

Zie ook Jaarverslag

gen langs te gaan met de toespraak: ‘Toekomst van de confessionele organisaties in

land- en tuinbouw’. In maart sprak hij de algemene ver ga dering van de Kring Zui -

71 NLE, Arch. CBTB-

der zee land toe. Holt ac kers verdedigde het bestaansrecht van de ABTB op praktische

IJsselmeerpolders,

en le vens be schou we lij ke gronden. Ook had de katholieke organisatie een duidelijke

notitie n.a.v. conferentie Ons

pastorale taak, nu ‘de oude waarden’ wegvielen en de boer aansluiting moest zien

Erf (niet gedateerd

te vinden bij de dy nami sche en vaak onsamenhangende waarden van het moderne

[1969]); Arch. ABTB

leefpatroon. Op de al ge mene vergadering in november kwam geestelijk adviseur

notulen Kringbestuur 8 april en 10 augus-

B.J.H. Bless op de zaak te rug. Hij verklaarde gesprekken over eenheid niet opportuun

tus 1968.

en beriep zich op ‘meer de re gezaghebbende kringen’. 70

72 De gehele slot– Dergelijke machtswoorden werkten niet meer. Toen de CBTB-IJs sel meer pol ders verklaring is te vinden

zich in maart 1968 op de situatie bezon, werd geopperd een gesprek met de ABTB

NLE, Arch. CBTB,

Kring Zuiderzeeland te arrangeren over ‘eenheid op christelijke grondslag’. De zaak

Jaarverslag 1969

was actueel want in de politiek werd ook gesproken over de vorming van één chris-

en Arch. ABTB, Jaarverslag 1969.

telijke partij. Hoewel de CBTB’ers de mo gelijke uitkomsten verschillend taxeer den,

De samenvatting is

besloot het bestuur unaniem de Kring uit te nodigen voor een conferentie op het

overgenomen uit NLE,

KNBTB-stu die cen trum Ons Erf te Berg en Dal. De reactie was positief, al leen was

Arch. LMIJ, notulen bestuur 6 januari

een probleem dat de LMIJ niet de indruk mocht krijgen dat de con fes si o ne le organi -

saties in het geheim bezig waren. De LMIJ het toehoorderschap aan te bieden vond men te ver gaan. Men zou de LMIJ wel inlichten. 73 71

Van der Woude, Op goede gronden,

Op de conferentie, die op 3 en 4 januari 1969 werd gehouden, waren de bestu -

306 e.v.

ren en vertegenwoordigers van de afdelingen aanwezig. ‘De zeer geanimeerde en diep gaande diskussies’ konden worden afgesloten met een gezamenlijke resolutie, met als kern: ‘Het optreden van christenen in de maatschappij dient te geschieden vanuit een maatschappelijke organisatie welke stoelt op de grondbeginselen van het Evangelie’. Daarom was ‘het niet langer te rechtvaardigen (…) rooms-katholieken en protestantse boeren gescheiden optrekken’. Bei de organisaties wilden verder spreken over gezamenlijk optrekken met be houd van iden titeit, waarbij ook LMIJ zou worden

betrokken. 72 Het hoge woord was eruit. Het be staans recht van ABTB en CBTB stond ter discussie.

‘De rug of de wil buigen’

Het resultaat werd elders met gemengde gevoelens ontvangen. Het CBTB-hoofd -

be stuur voelde De Feijter stevig aan de tand. Hij kreeg te horen dat hij de identiteit van de bond op het spel en allerlei gegroeide verbanden buiten spel zette. De Feijter ver de dig de zich met het argument dat het verlies van identiteit sneller ging dan ieder een dacht. Hij wees op de plannen van de plattelandsjongeren, die met een een - heids organisatie bezig waren en de ‘vlucht’ van veel boeren naar vaktechnische ver - eni gin gen. Afkeuren deed het hoofdbestuur de intenties van de CBTB-IJssel meer pol - ders niet, wel vonden ver schillende leden dat men daar wel erg ver voor de muziek uit liep. 73

Ook het bestuur van de ABTB toonde zich onaangenaam verrast door de re so lu - tie. Te meer daar er een nota volgde waarin het groeiend onbehagen bij de ach ter - ban over het functioneren van de organisatie aan de orde werd gesteld. Steeds vaker

74 Smits, Een aardse

werd de klacht gehoord dat er te weinig werd opgekomen voor de agrarische belan-

geschiedenis, 267 e.v.

gen. Het ABTB-bestuur sprak de bevindingen tegen en stuurde de nota door naar de

75 NLE, Arch. LMIJ,

KNBTB waar het in de bureaucra tie verzandde. 74

notulen bestuur

De LMIJ zag het van enige afstand aan zonder zich er mee te bemoeien. Slechts

6 januari 1969, 2 maart en

een keer zorgde het voor enige ophef toen voorzitter H.P.H. Waalkens de ‘Berg- en-

10 juli 1970.

Dal-resolutie’ op een bestuursvergadering van instemmend commentaar voor zag.

76 NLE, Arch. CBTB- Eindelijk leek iets te veranderen bij de confessionelen, al ging het hem lang niet ver IJsselmeerpolders,

genoeg. Enkele leden waren minder enthousiast. Het was, waar schijn lijk bewust,

notitie n.a.v. confe-

allemaal bui ten de LMIJ om gedaan om deze voor voldongen feiten te plaatsen. Bij

rentie Ons Erf (niet

een van de bestuursleden lag de onvrede dieper. Het leek wel of bij de con fes si onelen

gedateerd [1969]

‘belijdende protestanten binnen de LMIJ soms als tweederangs worden be schouwd’,

77 Van der Woude, Op

meende hij. Waalkens suste de zaak en riep op in alle rust de ont wik ke ling en af te

goede gronden, 307.

wachten. Uit een niet lang daarna geschreven notitie bleek dat de LMIJ-leden in

78 Een bespreking van

meerderheid voor een eenheidsorganisatie waren, maar dat men er aan twij fel de of

Hofstee rurale socio-

de confessionele bonden daar al klaar voor waren. 75

logie en de kritiek

Daarin had men gelijk. Nadat de storm enigszins was geluwd, gingen ABTB en

daarop is te vinden in Karel, De maakbare

CBTB in de IJsselmeerpolders met de eigen achterban in gesprek. De uitkomst was

boer, hfdst. 2.

verschillend. Een meerderheid van de CBTB-leden was principieel tegen een een -

79 A.K. Constandse, heids organisatie, zelfs een algemeen christelijk organisatie ondervond de nodige Boeren in Flevoland 2

weerstand. Als een van de bezwaren van samengaan met de ABTB werd gezien de

(Lelystad 1988) 14.

sterke banden die nog altijd bestonden tussen de katholieke organisaties en de katho lieke kerk. De ABTB-leden waren veel minder overtuigd van het eigen bestaansrecht. Motieven om de katholieke identiteit te behouden zagen zij nog nau- welijks. De meer derheid had de voorkeur voor een eenheidsorganisatie, zij het met een christelijke signa tuur. 76

Uiteindelijk kwam het eenheidsstreven in de IJsselmeerpolders door de aar ze - lingen bij de CBTB-leden en tegenstand bij de hoofdbesturen van ABTB en KNBTB niet van de grond. Duidelijk was wel dat in de IJsselmeerpolders een dis cus sie gestart was, die repercussies had voor het hele land. Was het feit dat daar het debat

be gon nen was en zo open werd gevoerd een teken dat de pioniersgeest er nog altijd was en dat die zich uitte in een bewust zoeken naar eenheid en een progressieve houding naar de bui ten wereld? In de polder werd het wel zo gezien. 77 Was de moderne pol der boer – de voorloper van het modern dynamisch cultuurpatroon, waarvan Hofs tee droom de – nu opgestaan?

Er werd danig naar deze figuur gezocht, maar de on der zoe kers stuitten op pro - blemen. 78 Al bij het onderzoek voor zijn proefschrift merkte Constandse op dat on - danks alle voorsprong die de boeren in de Noordoostpolder hadden, zij lang niet altijd zo vooruitstrevend waren als verondersteld mocht worden. Modernisering werd eerder als een on ont koom baar feit gezien dan als een positieve uitdaging. Hij sugge reerde later dan ook dat het modern dynamisch cultuurpatroon eerder ‘een expressie van het cultuurideaal dat leeft bij de overheid’ geweest was, dan dat het zo sterk leefde bij de

boer. 79 Weerstand uit irrationeel tra di ti o na lis me trof hij nauwelijks aan, wel ratio neel conservatisme. Constandse meende dat niet verandering op zich het pro bleem was, maar het beeld dat de boer van de toekomst had; zijn ‘Leitbild’. Hij stelde voor de dicho- tomie traditioneel versus modern niet als een lijn te zien, maar als een con ti nuüm, waardoor ruimte kwam voor niet parallel lopende ontwikkelingen.

80 Constandse,

Hij kwam ook iets anders op het spoor. Moderne dynamiek, in de zin van

Boeren, 15.

‘bereid heid tot aanvaarden van continue verandering’, aanvaardde de boer maar op

81 NLE, Arch. CBTB,

één voorwaarde: als de aloude zelfstandigheid bleef behouden. Ook alle vormen van

notulen bestuur

in te gra tie en samenwerking in welke vorm, organisatie of instelling – hoe ingenieus

11 maart 1968.

ook be dacht – werden alleen geaccepteerd als men maar eigen baas kon zijn en

82 Constandse, Boeren,

blij ven. 80 Een voorbeeld daarvan is te vinden in een bestuursvergadering van de

20 en 37 e.v.

CBTB-IJs sel meer polders in maart 1968, toen de spanning rond de kleine 12-ha-

83 Peys, Flevoland, 72.

bedrijven hoog opliep. Het was het bestuur duidelijk dat dergelijke bedrijven onren- dabel waren en dat ingrijpen onontkoombaar was. Toch weigerde het bestuur de uit- spraak te doen dat een 12-ha-bedrijf te klein was om nog langer bestaansrecht te hebben. Dat was ‘te gevaarlijk’, meende voorzitter De Fe ijter. Wel voelde hij voor ‘een gespecialiseerde vorm van samenwerking’, waarbij boe ren gezamenlijk produ- ceerden op basis van ie ders verschillende specifieke pro fes si o naliteit. Hij kreeg onmiddellijk te horen dat ‘intermenselijke verhoudingen een be lemmering vormden voor dergelijke vormen van verregaande samenwerking’. De Fe ijter kaatste terug met: ‘De tijd zal ons dwingen om naar geheel andere vormen van samenwerking te zoe- ken’. Het zou een keuze worden tussen ‘de rug of de wil’ buigen. Hij hoopte dat jon- gere generatie positiever dacht over samenwerking. 81

Hij zou geen gelijk krijgen. Toen Constandse aan het eind van de jaren tachtig onderzoek deed onder boeren in Oostelijk- en Zuidelijk Flevoland trof hij nog altijd dezelfde mentaliteit aan. Aan ‘het boer-zijn’ werd nog altijd grote waarde gehecht.

Voor een kolonistenmentaliteit of voorlopers- schap was in Constandses visie nau we lijks plaats. In de Noordoostpolder was er wel zo iets geweest. Daar had zich dat geuit in een zeker elitedenken. De kolonisten waren dat uit enthousiasme en betrokkenheid, de latere polderboeren voelden zich min of meer uit- verkorenen, zij waren immers door de strenge selectie gekomen. Het leidde tot zelfbewust- zijn en engagement, maar ook wel tot ‘pe - danterie’ waaraan het oude land zich vaak stoorde. Dat was een tijdelijk fenomeen. Veel belangrijker was dat de boer zich niet zozeer hechtte aan de grond, maar aan grond. Het

De landbouw - feit te kun nen blijven boe ren was veel belangrijker dan de plaats waar. 82 organisaties in de

In Constandses visie staat het overleven van het zelfstandig familiebedrijf cen - IJsselmeer polders

traal in het handelen van de boer en tuinder. Het opzetten van organisaties en ver - vieren hun 25-jarig

e ni gin gen vormde daarvan en zeer belangrijk onderdeel. Zodra boeren zich in de bestaan in 1970.

polder vestigden ont stond er een intensief verenigingsleven. In de polder werd zelfs Minister P.J. Lardinois

over ‘de pol der kwaal’ of ‘de verenigingsziekte’ gesproken. 83 Voor een gemeenschap spreekt de feest-

die zich nog moest vormen was het verenigingsleven een belangrijk integratiekader. gangers toe.

Het had ook negatieve kanten, als mensen of zaken tegen elkaar uitgespeeld werden. Door den kend in de lijn van Con stand se werd het bestaansrecht van de standsorga- nisatie ter dis cussie gesteld, toen men dacht dat het boer-zijn in gevaar kwam en de leden een be tere be lan gen be harti ging wensten. Bij de Kring Zuiderzeeland was dat

84 Zie: G. Harinck,

duidelijk het ge val. De ABTB-be stuurders moesten zich herhaaldelijk verweren tegen

L. Winkeler, ‘De twin- tigste eeuw’ in:

opmerkingen van leden en plaatselijke bestuurders dat hun belangen door geschei-

H.J. Selderhuis (red.)

den optrekken van de organisaties in gevaar kwam. Bij de CBTB-IJsselmeerpolders

Handboek Nederlandse

was dat maar zelden het geval.

kerkgeschiedenis (Kampen 2006)

Waaruit is dit verschil te verklaren? In het secularisatieproces zijn een aantal fa -

732-915, 850 e.v.

ses te onderkennen. De Nederlandse Hervormde Kerk kreeg er al voor de Tweede

85 Constandse, We reldoorlog mee te maken, toen het karakter als volkskerk grotendeels verloren Boeren, 40.

ging. Na de oorlog zette dit proces door, om in de jaren vijftig en zestig te versnel- len. In die pe ri ode zette bij de rooms-katholieken een razendsnel secularistie- en

86 Voor een uitgebreide

ont zui lings pro ces door. Bij de gereformeerden ging dit veel minder snel en minder

bespreking van Hofstees theorie zie:

ri gou reus. Na het afscheid van de orthodoxie bij de gereformeerde kerkelijke en

Karel, De maakbare

maat schap pelijke elite, volgde eerst een episode van evangelische bezin ning en

boer, 78 e.v.

praktische be vlogenheid. 84 Daarom moest bij de ABTB de hiërarchie ingrijpen om de

87 W. Asbeek Brusse,

rijen nog te doen sluiten. Bij de CBTB was het besef van de waarde van de eigen

H. van Dalen,

identiteit en de maatschappelijke betekenis daarvan nog vol doende groot om het

B. Wissink, Stad en

eigen bestaan niet op te geven.

land in een nieuwe geografie.

De standsorganisaties in de IJsselmeerpolders namen in het bespreekbaar ma ken

Maatschappelijke

van de identiteitskwestie het voortouw, toch was het een zaak die landelijk speelde.

veranderingen en

Overal in het land werd de discussie over het eigen bestaansrecht gevoerd. Daarmee

ruimte lijke dynamiek (Den Haag 2002) 87

lijkt ook de pioniersgeest en de homo Zuider zeelandicus buiten beeld te zijn geraakt. Bij zijn onderzoek naar de boeren in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland kwam Con standse daar alleen nog maar een enkel spoor van tegen. Men voelde een zekere trots goed genoeg te zijn be vonden om in de Flevo polders te mogen boeren. Tot een eigen identiteit of een

gevoel van ei genheid leidde dit niet. 85 Het waren moderne boeren die, in hun bereidheid nieuwe ta ken en mogelijkheden in natuurbe- heer, re cre atie of zorg te onderkennen, als agrarisch ondernemer bestempeld kunnen worden, maar in hun vasthouden aan de tra- ditie van zelfstandigheid boer bleven. Met het verdwijnen van de vooroplopende

De drie voorzitters pol der boeren verdween ook het modern dynamisch cultuurpatroon achter de hori- van de land- en tuin-

zon. Hofstee overkwam hetzelfde als Ter Veen, de theorieën overleefden hun ont- bouworganisaties in

werpers niet. Net als Constandse slaagden an dere leer lin gen van Hofstee er niet in de IJsselmeerpolders

een modern dynamisch cul tuurpatroon vast te stellen. Naast deze empirische moei- poseren in september

lijkheden, waren er theo re tische problemen. In de ‘new sociology’ die al tijdens 1981 voor het nieuwe

Hofstees le ven op kwam, werd het onderscheid tussen plattelands- en ste de lij ke 'Landbouwhuis' waar

sociologie als niet meer rele vant gezien. 86 Uit ein de lijk werd de boer agrarisch on - de secretariaten van

dernemer en het boeren agra rische bedrijfsvoering. Het idee van Hofstee dat het de organisaties en het

platteland een spe ci fiek le venswijze kende op basis van een eigen cultuur, bleek niet Landbouwschap een

te handhaven. 87 Had de opkomst van het verstedelijkt platteland alle dromen van Ter plaats krijgen.

Veen en Hofstee daar mee ver stoord?

88 Bak, Van der Woude,

Een ‘cruciale passage’

School gemaakt, hfdst. 2

De overgang van boer en tuinder naar agrarisch ondernemer was een pijnlijk proces. Boeren en tuinders kregen, net als alle Nederlanders, te maken met een snel ver an de ren de sa men le ving. De culturele ‘revolutie’ van de jaren zestig bracht naast nieuwe vrij heid ook de nodige verwarring. Aloude instituten en organisaties, als ker- ken, po li tie ke partijen, vak bon den en andere belangenbehartigende instanties – de eigen stands organisaties incluis – moes ten een nieuwe oriëntatie vinden. En op de lange pe ri ode van economische groei na de Tweede Wereldoorlog, volgde in de jaren zeventig en tachtig een moeizaam periode van crisis, heroriëntering en herstel.

De agrarische sector kampte met extra tegenslag. De sector had onder het be - wind van het Europees landbouwbeleid goede jaren gekend. Dit beleid was de motor geweest van de Europese integratie, maar was hard aan revisie toe, want een aantal on bedoelde maar niettemin onaangename neveneffecten speelde het parten. De ge -

ga ran deer de prijzen sti mu leerden de boeren de productie te verhogen, waardoor grote over schot ten ontstonden, die al leen tegen hoge kosten op de wereldmarkt gedumpt kon den wor den. Dit zette niet al leen de land bouwbe gro ting en dus de prij- zen onder druk, maar gaandeweg drongen zich ook ethische vra gen op. De opste- kende economische tegenwind on dergroef de be reid heid van de landelijke over heden om de agra ri sche sector te blijven ondersteunen. En de continue modernisering door rationalisatie, schaal ver groting en intensivering, maak ten dat veel boeren zich in hun bestaan bedreigd voelden. Grote onvrede was het gevolg.

De standsorganisatie waren niet langer in staat dit onbehagen in goede banen te leiden. Veel minder dan vroeger konden de confessionele bonden een beroep doen op iden titeit en gezag en op de haast vanzelfsprekende banden met de politiek en het ministe rie van Landbouw. Het ministerie kreeg er taken bij als milieubeheer en land schaps beleid, het no-nosense-beleid van de kabinetten-Lub bers zette in op be - zui ni ging en een terugtrekkende overheid en de plat te lands be vol king werd een poli- tiek steeds minder belangrijke factor. Langzaam maar zeker be gon het neo-cor po ra - tis tische bouw werk van het Groene Front te wankelen. Om het ver lies aan identiteit en po litieke invloed te com pen se ren konden de stands or ga ni sa ties maar een kant op: een sterk dienst ver le nend apparaat opbouwen, die boer en tuin der zouden hel- pen over le ven.

In Flevoland was de economische toestand minder precair dan elders. De mo der ne bedrijven gaven hen een voorsprong, maar dat betekende niet dat de problema tiek aan hen voorbij ging. Ook de Flevolandse boeren- en tuinders voelden de conti nue pressie om te blijven moderniseren. En dus waren de Flevo land se standsorganisa ties gedwongen te investeren in dienstverlening. De ABTB Kring Flevoland was hier in het voordeel. De Kring was ingebed in een grote organisatie, van ca 14.000 leden, die in zeven provin cies actief was. Daardoor kon men profiteren van de dien sten structuur die daar was opgebouwd en die vanouds al grootschalig en veelomvattend was. Voor

de LMIJ en CBTB was hun eigen rechts po sitie nu een nadeel. Als kleine or ganisaties met onge veer 1000 en 500 leden waren zij nauwelijks in staat een dienst ver lenend apparaat op te bouwen. Daarbij had de CBTB haar bestuurlijke invloed op het landbouwonder wijs prijs moeten geven. Door de schaalvergroting in het onderwijs kwam die sector op ei gen benen te staan. 88

89 NLE, Arch. LMIJ,

De onvrede over het steeds onzekerder agrarisch bestaan, die langzaam maar

notitie dienstverlening bijlage bij hoofd-

ze ker omsloeg naar bitterheid en woede, keerde zich tegen de eigen organisaties en

bestuurvergadering

de politiek. In de ‘he te zomer’ van 1974 werden her en der acties ondernomen.

15 oktober 1990.

Tijdens de grote manifestatie van 10 augustus in het Utrechtse stadion Galgenwaard, waar dui zen den boe ren verzameld waren, richtte de boosheid en frustratie zich tegen de eigen voor man nen en de minister van Landbouw. Zij werden uitgejouwd en het spre ken werd hen on mo gelijk gemaakt. De organisaties slaagden er uiteindelijk in de onrust in te dam men en te kanaliseren, maar ondergronds bleef de onrust door smeulen.

Hernieuwde oproepen tot diepgaander samenwerking of fusie bleven voor eerst uit, omdat de standsorganisaties eerst intern hun dienstverlening wilden ver be te ren. Een notitie van de LMIJ uit 1990 verwoordde dat duidelijk. Het belangrijkste cri te ri - um waarop de boer en tuinder voortaan de organisatie zou beoordelen zou steeds min der gebaseerd worden op ‘sociale band, traditie en identiteit’. Ook het collectie- ve as pect, zoals politieke beïnvloeding, was voor de meeste boeren ‘veelal niet kwan ti fi ceer baar’ en gezien vanuit de politieke realiteit ‘uiterst kwetsbaar’. Het cri- terium voor de boer en tuinder om lid te worden en te blijven was steeds vaker ‘het

eco nomisch voor deel dat men er door heeft’. 89 De agrarisch-sociale voorlichting, die zich richtte op het mo der ni seren van het traditionele kleine boerenbedrijf, werd om -

ge vormd naar so ciaal-economische voor lich ting, die insprong op de problematiek van de ge mid del de boer. Daarnaast werden andere vormen van dienstverlening, zoals rechtshulp en ma ke laar dij, geïntroduceerd.

Bij deze omschakeling naar een individuele en brede aanpak ondervonden de standsorganisaties een aantal problemen. Inmiddels had de overheid het pro fijt - begin sel ingevoerd, waardoor niet meer alle kosten konden worden afgewenteld op

de overheid. Het maakte ook ruimte voor commerciële instellingen, die buiten de organi saties om diensten aanboden. Organisaties als de LMIJ en de CBTB Flevoland waren zo klein dat zij maar een of twee sociaal-economische voorlichters konden aan stellen. Deze raakten al snel overbelast en konden geen specifieke kennis opbou- wen. Sa men werking leek de enige uitkomst.

Halverwege de jaren tachtig besloten de LMIJ en CBTB Flevoland daarom een Stichting Dienstenverleningsbureau LMIJ/CBTB op te richten dat diensten aan bood op het terrein van taxatie, bouwbegeleiding en gewassenvoorlichting. Dat de ABTB Kring Flevoland hier buiten bleef was verklaarbaar. Het had voor de kring weinig zin hun voordelige positie in te ruilen voor veel minder geoutilleerde plaat se lijke sa men - werking. Wat in het verleden als een nadeel was gezien – het niet ver krij gen van de eigen autonomie – bleek nu een voordeel te zijn.

Deze samenwerking was vanuit het gezichtspunt van de LMIJ van zelf spre kend. Bij de Nederlandse CBTB had men er meer moeite mee. En daarom toog landelijk al ge meen-secretaris A. Stokkers naar Flevoland, om met het bestuur van de CBTB- Fle vo land de ontstane situatie te bespreken. Op de bestuurstafel lag een nota over Land bouw voor lichting. Daarin werd vastgesteld dat meer dienstverlening nood za ke - lijk was, omdat schaalvergroting en efficiencyverbetering steeds meer nadruk kregen. Een kleine or ga nisatie als de CBTB Flevoland was evenwel niet in staat nog meer ta ken op zich te nemen. Daarop volgde een ‘cruciale passage’, volgens waar ne mend- voorzitter J. de Wolf van de CBTB-IJsselmeerpolders, omdat daarin werd voorgesteld

90 NLE, Arch. CBTB

de samenwerking met LMIJ en ABTB te ver bre den. Stokkers verzette zich krachtig

Flevoland, notulen bestuur 22 september

tegen deze suggestie. Ten eerste leidde sa men wer king met niet-CBTB organisaties op

de duur ‘tot verwording van de eigen organisatie tot een pure bezinningsclub’.

91 NLE, Arch. CBTB Daarnaast doorkruiste het de plannen voor een her struc turering van de bond, die Flevoland, notulen

moest leiden tot CBTB-eenheden met groter potentieel. De Flevo landse bestuurders

bestuur 18 mei 1988.

waren het eigenlijk wel met hem eens, maar het geboden alternatief von den ze wel erg mager. En wat moest er gebeuren met het net geopende Dien sten bu reau? 90

De LMIJ en de CBTB gingen eerst door met samenwerking binnen de eigen pro vin - cie. Maar in het voorjaar van 1988 zette de CBTB Flevoland er een punt achter. Bij het samensmelten van de sociaal-economische voorlichting van beide organisaties was men op onoverkomelijke moei lijkheden gestuit. De werkwijzen kwam niet over een, organisatorisch bleven er problemen en over identiteitskwesties werd men het niet eens. De CBTB nam een be lang rijk besluit. Het opgaan in welk LMIJ of KNLC-verband

dan ook achtte men niet langer be spreek baar. 91 Daarmee was een patstelling ont- staan. LMIJ wilde samenwerken bin nen Flevoland, maar de CBTB wilde daar alleen over praten mits de ABTB Kring Flevo land daar aan meedeed. Maar de ABTB-kring vol- hardde in het schuilen onder de pa ra plu van de ABTB. Was er een uitweg?

‘Bij ons is fusie geen vies woord’

De discussies over de samenwerking van de Flevolandse standsorganisaties vond plaats in de broeierige atmosfeer die een oplaaien van de veenbrand van ongenoe- gen en woede leek aan te kondigen. Alle maatregelen om de productie te beperken – van me de ver ant woor delijkheidsheffing tot superheffing – hadden niet het beoogde effect. In te gendeel, de overschotten bleven een groot probleem. Een andere bron van mis noe gen vormde de groeiende stapel van mest- en milieuregels waaraan de land- en tuin bou wers wer den onderworpen. Ook politiek had de land- en tuinbouw steeds minder in de melk te brokkelen. Dat bleek uit de voorstellen die Euro commissaris voor landbouw R. Mac Shar ry eind jaren tachtig deed. Hij wilde een deel van de prijs- steun afbouwen en ver van gen door inkomenssteun. De boeren reageerden furieus. Eerlijke markt prij zen werden zo in geruild voor een soort bedeling, vonden zij. De stands or ga ni saties wisten wederom niet de re gie in eigen hand te houden. In maart 1990 ronkten trac torcolonnes door Ne der land. Het Binnenhof en de Ridderzaal wer- den geblokkeerd en andere instellingen her en der in het land werden ‘dichtgereden’. Het hoofdkantoor van het Landbouwschap, niet lang daarvoor nog het boegbeeld van het Groene Front, ont kwam niet aan een blokkade. Een oplossing bood het niet. Minister van Land bouw, P. Bukman, voormalig voorzitter van de CBTB, kon uitein- delijk niet an ders dan zich aan sluiten bij de voorstellen van de Eurocommissaris.

De Flevolandse bestuurders kregen te maken met een geprikkelde achterban en beseften dat er iets moest gebeuren. In eerste instantie intensiveerde men de agra- risch-technische samenwerking. Het overleg op dit terrein werd in een formeel jasje

ge sto ken en kreeg een permanent karakter. Zo ging het drie-Flevolandse Land bouw - or ganisaties Over leg (3-FLO) van start, met een eigen bureau en een eigen secreta- ris. Het over leg was niet bedoeld als een opstap naar de vorming van een Flevolandse een heids organisatie, verzekerden de confessionele organisaties, maar men kon wel naar elkaar toegroeien, liet de LMIJ weten.

Verder was er aan het fusiefront nauwelijks beweging te bespeuren. De LMIJ be sloot daar- op tot een vlucht naar voren. In het najaar van 1988 lag bij de beide an de re orga nisaties een uitgewerkt en gedetailleerd fusieplan op de mat, waarbij er min of meer van werd uitge- gaan dat binnen afzienbare tijd een federatie of fusie een feit zou zijn. De CBTB Flevoland was snel klaar met het voorstel. De LMIJ kreeg te horen dat men beslist niet blij was met de manier waarop men de andere organisaties onder druk zette. Men had wel gelijk dat ook

de CBTB’ers meer samenwerking eisten, maar J. Hoving, voor-

de leden waren beslist niet uit op de eenheidsorganisatie die LMIJ voorstelde. Het zitter van de CBTB

CBTB standpunt was en bleef dat er zonder de ABTB geen basis voor verdere samen - IJsselmeerpolders

wer king was. 92 spreekt op 27 mei

De ABTB besteedde meer tijd aan het voorstel. Er werd een notitie opgesteld, die 1989 te Nagele

als discussiestuk in een aantal bestuursvergaderingen werd besproken. Erkend werd namens protesterende

dat er van verschillende kanten druk werd uitgeoefend voort te maken met ver de re boeren staats-

samenwerking en integratie. In een aantal afdelingen vonden besprekingen plaats secretaris L. de Graaf

om op plaatselijk niveau te fuseren en aandrang was er ook van de jon ge ren or ga ni - (rechts) toe.

sa ties. De ABTB zat echter met het probleem dat er wel erg veel ingeleverd zou moe- ten wor den. Een Flevolandse Landbouw Organisatie zou weinig meer dan 2500 boe - ren en tuin ders op de been kunnen brengen en dat was beslist niet genoeg voor een

op den duur levensvatbare organisatie. De ABTB had meer dan vijf keer zoveel leden

92 NLE, Arch. CBTB

Flevoland, notulen

en dat gaf meer ze kerheid. De ABTB besloot daarom af te wachten. Als er bij de zus -

bestuur 7 december

ter or ga ni saties fusieblok ken ontstonden met meer perspectief, zou de ABTB zich

1988. Vgl. Van der

daarbij kunnen aan slui ten.

Woude, Op groede

gronden, 525 e.v.

De afstand tussen de leiding van de landelijke standsorganisaties, de ge wes te -

93 NLE, Arch. ABTB lijke bonden en de leden waren inmiddels zo groot dat het onmogelijk was regie te Kring Flevoland,

voeren over de besprekingen die vanaf het eind van de jaren tachtig overal gevoerd

notulen bestuur

wer den. Het landelijk bestuur van de CBTB zette alles op de kaart van het vor men

19 december 1988,

van CBTB-regioblokken. De KNBTB wachtte vooral af, terwijl het KNLC zich uit sprak

23 januari 27 februari en 22 mei 1989.

voor gewestelijke samenwerkingsverbanden. In de regio’s werden geluiden ge hoord die elkaar soms volkomen tegenspraken, maar over het algemeen had ge wes telijke

94 Van der Woude,

samenwerking daar de voorkeur. Een enquête in 1990 in het Agrarisch Dag blad wees

Op goede gronden, 531.

uit dat meer dan 70% van de leden voor stan der waren van een fusie van de stands- organisaties. Zelfs een kleine meer der heid van de CBTB-leden toonde zich er voor- stander van. 94

Het gevolg was dat sa men spre kin gen en fusiebesprekingen op velerlei plaatsen en op alle niveaus aan de orde van de dag waren, waarbij de meest waar schijn lij ke en on waarschijnlijke federatie- en fusiepartners overgingen tot onderhandelingen. Een door braak was de ferme uitspraak van de voorzitter van de in Holland actieve katho lie ke Land-en Tuinbouwbond (LTB), H. Barendse: ‘Bij ons is fusie geen vies woord’. Mei 1991 werd de daad bij het woord gevoegd, toen de Westelijke Land- en Tuin bouw or ga nisatie (WLTO) werd gevormd uit de LTB en de Hollandse Maat schap pij

95 Smits, Boeren met

van Landbouw. 95 De CBTB-West Nederland had zich – met instemming van de le den

beleid, 251.

– af zijdig gehouden. Toen de nog op een kier staande deur door de WLTO dreig de

96 Van der Woude,

te wor den dichtgedaan, besloot men alsnog toe te happen. Financiële perikelen

Op goede gronden,

vorm den het belangrijkste motief voor deze ommezwaai. 96

Dokumen yang terkait

Analisis Efektivitas dan Kontribusi Penagihan Tunggakan Pajak Dengan Penerbitan Surat Teguran dan Surat Paksa Terhadap Penerimaan Pajak (Studi Kasus Pada KPP Pratama Jember) Effectiveness and Contribution Analysis of Tax Arrears Collection With The Issuan

1 47 7

Analisis Faktor Risiko Musculoskeletal Disorders (MSDs) Dengan Metode Quick Exposure Checklist (QEC) Pada Pekerja Laundry (Analysis of Musculoskeletal Disorders Risk Factors With Exposure Checklist Method To Laundry Workers)

0 36 7

“Analisis Level Pertanyaan Geometri Berdasarkan Tingkatan van Hiele pada Buku Teks Matematika SMP Kelas VII”

0 21 17

MAKNA FEODALISME DALAM FILM (Analisis semiotik film “Anne van Jogja” karya Bobby Sandy)

0 47 2

Docking Studies on Flavonoid Anticancer Agents With DNA Methyl Transferase

0 19 14

Hubungan Posisi Bekerja Petani Lansia dengan Resiko Terjadinya Nyeri Punggung Bawah di Wilayah Kerja Puskesmas Sumberjambe Kabupaten Jember (The Correlation Between The Position Of Elderly Farmers Working With The Risk Of Low Back Pain In The Working Area

1 33 8

Hubungan Sumber Informasi Dengan Perilaku Seksual Berisiko Remaja Di Kecamatan Sumbersari Kabupaten Jember (The Relationship Between Source of Information With Risk Sexual Behavior On Adolescent In District Sumbersari In Jember Regency)

0 34 8

Pengaruh Metode Pembelajaran Learning Starts With A Question (LSQ) Terhadap Hasil Belajar Mata Pelajaran IPS Kelas IV Di MIN 15 Bintaro

4 49 215

Kampanye Komersial/Promosi Chocodot (Chocolate With Dodol Garut)

5 98 77

HUBUNGAN DUKUNGAN KELUARGA DENGAN Quality of Life (QOL) PADA KEJADIAN STROKE Relationship Of Family Support With Quality of Life (QOL) Stroke Occurrence

0 1 7