Onvoldoende samenhang en onderbouwing beleidskeuzes

5 Uitvoering van beleid met nadruk op duur- zaamheid De ingezette beleidsinstrumenten voor verduurzaming, waarvan wij in de afgelopen jaren een substantieel deel hebben onderzocht, zijn onvoldoende doeltreffend en doel- matig geweest. Verklaringen daarvoor zijn: • onvoldoende samenhang tussen en onderbouwing van beleidskeuzes; • vrijblijvend karakter van bepaalde instrumenten; • onvoldoende bijsturing van het beleid bij signalen van tegenvallende resultaten. Wij zien echter wel dat er geleerd en verbeterd wordt: de huidige sde+-regeling om de opwekking van duurzame energie op kosteneffectieve wijze te stimuleren is verbeterd door te leren van voorgaande regelingen.

5.1 Werking beleid betrouwbaarheid en betaalbaarheid: geen

harde uitspraken mogelijk We richten ons in dit hoofdstuk op de instrumenten die zijn ingezet om de drie duur- zaamheidsdoelen te realiseren. De instrumenten voor een betrouwbare en betaalbare energievoorziening laten we achterwege omdat deze lastig te meten zijn. In onze eer- dere onderzoeken hebben wij daarom ook geen harde uitspraken over betrouwbaar- heid en betaalbaarheid gedaan. Uit de beleidsdoorlichting die de minister van ez heeft laten uitvoeren voor de periode 2007-2012, bleek ook dat over de operationele doelen betaalbaarheid en betrouwbaar- heid het minst vaak een oordeel over de doelmatigheid van de instrumenten kon wor- den gegeven ez, 2014. De reden hiervoor was dat de meeste instrumenten niet tot uitgaven op de ez-begroting leiden. Ook was volgens de onderzoekers op basis van ‘zacht bewijsmateriaal’ niet zomaar vast te stellen of een andere inzet van beleid met minder kosten of negatieve neveneffecten gepaard zou zijn gegaan.

5.2 Doelmatigheid en doeltreffendheid weinig rooskleurig: drie

verklaringen Het beeld dat uit onze onderzoeken naar voren komt over doeltreffendheid en doelma- tigheid van de diverse beleidsinstrumenten voor de verduurzaming van de energievoor- ziening, is weinig rooskleurig. De door ons onderzochte instrumenten 24 waren in de regel beperkt doelmatig en doeltreffend. Met een slimmere doelmatigere inzet van dezelfde middelen had meer bereikt kunnen worden. We komen daarvoor drie verkla- ringen tegen.

5.2.1 Onvoldoende samenhang en onderbouwing beleidskeuzes

Een eerste verklaring voor beperkt doelmatige beleidsinstrumenten is dat het beleid regelmatig niet kon steunen op een samenhangende en doordachte voorbereiding zie hoofdstuk 4. Het eu-systeem voor de co 2 -emissiehandel heeft bijvoorbeeld een nega- tieve wisselwerking met nationale beleidsinstrumenten voor duurzame energie zoals subsidies, convenanten en de fiscale stimulering van energiezuinige en elektrische auto’s. 24 MEP, SDE, SDE+, diverse fiscale energiebesparings- instrumenten, CO 2 -emissie- handel en fiscale stimulering van elektrische auto’s. Vanuit het oogpunt van co 2 is dit vrij ondoelmatig beleid geweest. 25 Zo waren de kos- ten per vermeden ton co 2 bij de fiscale stimulering van energiezuinige auto’s relatief hoog en waren alternatieve stimuleringsmaatregelen voor de verkoop van semi-elek- trische auto’s niet uitgewerkt Algemene Rekenkamer 2014a, 2015f; zie tekstkader. Casus: Stimulering van energiezuinige en elektrische auto’s ondoelmatig Algemene Rekenkamer 2014a, 2015f Zuinige auto’s De maatregelen om de vraag naar zuinige auto’s te stimuleren en daarmee de CO2-uitstoot te reduceren, waren relatief duur. Volgens berekeningen van het Ministerie van Financiën € 1.000 per vermeden ton CO2. Daarnaast gaven de testresultaten een veel te rooskleurig beeld van de CO2- uitstoot van nieuwe auto’s. In de praktijk kon die uitstoot tot 35 hoger zijn dan de testresultaten. De kosten per vermeden ton CO2 lagen hierdoor nog hoger dan € 1.000. Elektrische auto’s De kabinetsdoelstelling van 200.000 semi-elektrische auto’s in 2020 leek haalbaar: de tussentijdse streefwaarde voor 2015 werd al in 2014 ruimschoots gehaald. Uit het onderzoek van het jaar daarop naar semi-elektrische auto’s bleek deze verkoop vooral te bestaan uit verkoop van grote plug-in hybrides op de zakelijke markt. De ervaring was dat deze minder vaak worden opgeladen en meer op fossiele brandstof rijden dan vooraf aangenomen. De kosten per vermeden ton CO2 waren mede hierdoor relatief hoog, namelijk rond de € 1.600. Kortom, met een andere besteding van het geld had het kabinet vermoedelijk meer CO2 kunnen besparen. De kosten van het Nederlandse beleid stonden niet in verhouding tot de milieuwinst. Zoals we in hoofdstuk 4 hebben gezien, had een samenhangender en doordachter beleidsvoorbereiding dit soort tekortkomingen kunnen voorkomen. Inmiddels heeft de minister van Financiën in 2015 in zijn Autobrief de regels aange- scherpt en ontvangen hybride auto’s geen fiscaal voordeel meer.

5.2.2 ‘Zachte instrumenten’ energiebesparing beperkt doeltreffend