Verkiezingen vergeleken Toelichting bi pdf

Verkiezingen vergeleken
TOELICHTING BIJ ARTIKEL VAN NRC HANDELSBLAD 1 MEI 2015

Joost Smits en Frank van Dalen, Stichting Politieke Academie, Amsterdam
30 april 2015

INLEIDING | EEN
Vaak lijken verkiezingen grote verschuivingen te tonen. Dat kiezers op drift zijn, dat alles onvoorspelbaar is. Aan verlies
van partijen bij verkiezingen wordt dan grote betekenis toegeschreven. Dat ze "uitgespeeld" zijn, dat ze hun
aantrekkingskracht voor de kiezer hebben verloren.
Voor de derde maal verschijnt bij NRC Handelsblad de interactieve kaart "Wat stemden uw buren" op
stembureauniveau.1 Die kaarten laten geografisch grote stabiliteit zien. Maar in 2015 niet voor alle partijen.
In deze korte toelichting leggen we uit wat er in de kaarten te zien is en welke betekenis eraan kan worden gegeven.
Het is belangrijk dat er voorspelbaarheid zit in de uitslagen. Politiek in Nederland ziet er anders uit als de gunst van de
kiezer een loterij is. Wij denken dat veel inzet van politici en politieke partijen en goed contact met kiezers loont.
Delen van deze toelichting zijn gemaakt voor een paper voor het Politicologenetmaal, de jaarlijkse bijeenkomst van
(inmiddels) internationale politicologen en onderzoekers van politiek, dat dit jaar wordt gehouden op11 en 12 juni in
Maastricht.

STABILITEIT EN VARIATIE| TWEE
Begin jaren zeventig merkten de Britse onderzoekers Butler en Stokes 2 op dat een verkiezingsuitslag, bijv. 10% van de

stemmen voor GroenLinks, niet meer is dan het gemiddelde van de uitslagen over alle stembureaus. Er kan variatie zijn
tussen het ene stembureau en het andere. In een twee-partijenstelsel is dat met een eenvoudige standaarddeviatie te
bepalen. In de Verenigde Staten bleek de afwijking van het gemiddelde veel groter dan in Groot Brittannië.
In de jaren 80 bouwde een ander Brit, Johnston, dat verder uit voor meerpartijenstelsels, zoals Nederland. 3 Om twee
verkiezingen te vergelijken kijken we in de tabellen van de uitslagen van de stembureaus van verkiezing 1 en 2 van één
partij, en zetten die tegen elkaar af in een grafiek:
100

Percentage in verkiezing 2

90

Stemdistrict 1
Stemdistrict 2
Stemdistrict 3
Stemdistrict 4

80
70
60


Verkiezing 1 Verkiezing 2
40%
58%
20%
32%
60%
92%
enz
enz

50
40

30
20
10
0

0


20

40

60

80

100

Percentage in verkiezing 1

FIGUUR 1: UITSLAGEN TEGEN ELKAAR AFGEZET

Vervolgens kan de best passende lijn worden getrokken bij de punten. Als de lijn mooi onder een hoek van 45 graden
loopt dan noemde hij dat "uniform swing": de kiezers gaan in elk stembureau gelijkmatig met hetzelfde aantal
procentpunten meer of minder stemmen op de onderzochte partij. Dat aantal procentpunten is dan af te lezen op het
snijpunt van de lijn met de y-as. Johnston vond tot zijn ongenoegen dat meestal de lijntjes door de oorsprong gingen, en
dat de lijn niet mooi onder 45 graden liep. Als de puntjes niet mooi op de lijn lagen noemde hij dat "random". Statistisch

is een waarde te bepalen voor het al dan niet mooi op een lijntje liggen: R 2. Die R-kwadraat is 1 bij een perfecte lijn.
www.nrc.nl/nieuws/2015/05/01/wat-stemden-uw-buren-analyse-uitslagen-ps2015-per-stembureau/
Met name (Butler en Stokes 1974, 121)
3 Zie (Johnston 1983)

1

2

Verkiezingen vergeleken
De Nederlanders Aarts en Horstman gingen hier verder mee begin jaren 90. 4 Als het lijntje platter ligt dan 45 graden
geeft dat aan dat de partij verloor en als het lijntje schuiner loopt dan won de partij. Het probleem van een eventuele
lage R2 (puntjes niet mooi op een lijntje) beschreven ze als de "vastberadenheid van de kiezer" (determination of the
voter).
Het meest opmerkelijke aan dit alles is natuurlijk het verschijnsel dat die uitslagen zich op een lijntje laten zetten. Dat
kiezers als groep een gelijkmatig gedrag vertonen. Is dat in Nederland ook zo?
Daarom een viertal empirische voorbeelden op basis van de verkiezingsuitslagen. Dit is de gebruikelijke situatie, dit
vinden we vrijwel altijd:
18,0%


y = 2,0657x + 0,0206
R² = 0,8699

40%

Percentage in verkiezing 2014

Percentage in verkiezing 2014

45%

35%

30%
25%

20%
15%

10%

5%

0%
0%

5%

10%

15%

16,0%
14,0%

12,0%
10,0%

y = 0,8198x + 0,0017
R² = 0,8092


8,0%
6,0%

4,0%
2,0%

0,0%
0,0%

20%

5,0%

Percentage in verkiezing 2010

FIGUUR 2: D66 GRONINGEN, GR10-GR14

15,0%

20,0%


FIGUUR 3: PROGRESSIEF WESTLAND, GR10-GR14
60%

80%

y = 1,101x + 0,0346
R² = 0,9026

70%

Percentage in verkiezing 2012

Percentage in verkiezing 2012

10,0%

Percentage in verkiezing 2010

60%

50%

40%
30%
20%
10%
0%

y = 0,6452x - 0,0021
R² = 0,9012

50%

40%
30%
20%
10%

0%
0%


10%

20%

30%

40%

50%

60%

0%

70%

Percentage in verkiezing 2010

FIGUUR 4: PVDA, TWEEDE KAMERVERKIEZINGEN 2010-2014


10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Percentage in verkiezing 2010

FIGUUR 5: CDA, TWEEDE KAMERVERKIEZINGEN 2010-2014

De formule die de lijn in deze grafieken beschrijft heeft de vorm:
(1.1)
Als b kleiner is dan 1 verliest de partij naar gelang de populariteit in die buurt en wint als b groter is dan 1. De "uniform
swing" (een vast winst- of verlies in procentpunten dat in alle stembureaus gelijkmatig bestaat) is te zien in a (het snijpunt
met de y-as). De R2 moet ongeveer 1 zijn. 0,8 is ook nog goed genoeg. Hoe minder stembureaus (zie hierboven
Westland), hoe meer ruis (kiezers zijn ook weer niet 100% voorspelbaar), en dat heeft enig effect op R 2. Als R2 lager
gaat dan pakweg 0,7, pas dan spreken wij van kiezers op drift. Enkel voor de onderzochte partij in het onderzochte
gebied.
Immers, bij winst of verlies mooi op zo'n lijntje hebben inderdaad kiezers op een andere partij gestemd, maar zijn de
kiezers nog steeds in dezelfde buurten te vinden als voorheen. De partij hoeft ze niet ergens anders te gaan opzoeken.
Winst of verlies is daarom onvoldoende reden om te spreken over "op drift".
De geografische stabiliteit betekent trouwens dat de lijsttrekker, de kandidatenlijst, het verkiezingsprogramma, de
actualiteit, blijkbaar allemaal geen invloed hebben op de wingebieden voor partijen. Zo ontstaat de mogelijkheid voor
microtargeting.5

4
5

Zie (Aarts en Horstman 1991)
Vorig jaar gepresenteerd op het Politicologenetmaal (Smits 2014a)

Page 2

Verkiezingen vergeleken
We moeten nog één ander punt bespreken: dat kiezers in Nederland naar elk stembureau mogen gaan binnen de
gemeente. Hoe kunnen we dan uitspraken doen per stembureau?
In ons boek "Permanente Campagne"6 hebben we dat uitgebreid uitgelegd, onder andere met een computermodel. Hier
volstaan we met een doe-het-zelf-voorbeeld. Neem een lucifersdoosje, verdeel de lucifers in drie groepen: een grote
stapel, een middelgrote stapel en een kleine stapel. Dat zijn kiezers. Laat nu van elke stapel de helft naar een andere
stapel verhuizen, een kiezersmobiliteit van 50%. In Nijmegen werd het ooit geturfd en daar vonden ze een
kiezersmobiliteit van 30%, maar wij hebben uitgezocht dat Nijmegen bijzonder slecht was in het indelen van
stembureaus, waardoor kiezers toch al niet naar het stembureau gaan dat vooraf is aangewezen door de gemeente. 7 In
het lucifersvoorbeeld laat u 25% van de eerste stapel landen bij stapel 2 en 25% bij stapel 3. Van de originele stapel
2 laat u 25% landen bij stapel 1 en 25% bij stapel 3, enzovoort. Daarna heeft u drie stapels die hun volgorde van
grootte hebben behouden, al zijn ze niet meer even groot als eerst. Met andere woorden: door de mobiliteit weten we
niet hoeveel kiezers van een partij ergens zouden wonen, maar kunnen wel ondanks de mobiliteit iets zeggen of het er
veel zijn of weinig. Met een computermodel kan dit nog verder worden verfijnd, maar het komt uiteindelijk op hetzelfde
neer.8

LOGISCH MECHANISME| DRIE
Met die kennis kunnen we een logisch mechanisme beschrijven.9 Dat is een theoretische beschrijving van een aantal
manieren om de verdeling van kiezers te beschrijven en waar een koppeling tussen is. Als we iets zien in een bepaalde
verdeling beperkt dat de mogelijkheden in een andere verdeling. Het maakt het aantal mogelijke verklaringen van de
werkelijkheid kleiner.
De eerste stap is om stembureaus op de kaart een kleurtje te geven naar gelang er veel of weinig op een partij is
gestemd. Bijvoorbeeld PvdA, in Rotterdam, bij de raadsverkiezingen in 2014:
Legenda:
heel veel
veel
weinig
heel weinig

FIGUUR 6: PVDA, ROTTERDAM, GR14

Die kunnen we vervolgens koppelen aan de eerder beschreven grafieken waarin twee verkiezingen tegen elkaar
worden afgezet. Hieronder het geval van een lijntje met een hoek van 45 graden:

Zie (van Dalen, Smits, en Paardekooper 2014)
In (Paardekooper, van Dalen, en Smits 2014)
8 Zie ook (Smits 2014a)
9 Vorig jaar gepresenteerd op het Politicologenetmaal, maar nog zonder de afbeelding van krachtenvelden (Smits 2014b).
6
7

Page 3

Verkiezingen vergeleken

100

Percentage in verkiezing 2

90
80
70
60

50
40

OptieI

30
20

10

heel veel
veel
weinig
heel weinig

0
0

20

40

60

80

100

Percentage in verkiezing 1

FIGUUR 7: OVERGANG SCORINGSCATEGORIEËN

Wat is te zien? Als de puntjes op een lijntje komen (R 2 dichtbij 1), wat de normale situatie is, dan is een buurt waar een
partij slecht scoorde bij verkiezing 1 ook bij verkiezing 2 weer slecht. Waar een partij populair was bij verkiezing 1 zal
de partij dat bij verkiezing 2 ook weer zijn. Interessant: het maakt niet uit of het lijntje verlies (platter liggend lijntje,
b1) aangeeft. Als een partij 10% van de stemmen verliest, maar langs dat lijntje,
dan wonen de meeste kiezers nog steeds in dezelfde buurt, hoewel het er dus minder zijn. Het gevolg hiervan is dat
kaarten van uitslagen óók gelijk zijn: de kleurverdeling verandert niet. Dat kunt u zelf bekijken op de kaart "Wat
stemden uw buren" op de site van NRC Handelsblad uit 2012.10 Zet SP of D66 aan, zoom zodat heel Nederland
zichtbaar is, en wissel tussen 2010 en 2012. De kaarten zijn ontzettend gelijk, ondanks dat het verschillende
verkiezingsjaren waren, voor en na de gedoogconstructie met PVV. De andere partijen laten hetzelfde zien, maar door
de opbouw van de kaart veranderen de kleurschakeringen. Niettemin blijven donkere gebieden donker en blijven
lichtere gebieden licht.
We kunnen naar de verdeling van een verkiezingsuitslag ook op een andere manier kijken:

FIGUUR 9: BLAUWE EN RODE PARTIJ

FIGUUR 10: BLAUWE, RODE EN GROENE
PARTIJ

FIGUUR 8: BLAUWE PARTIJ

In Figuur 8 staan de scores van de blauwe partij gerangschikt op volgorde. Links de stembureaus waar heel goed werd
gescoord (de groene bolletjes van de kaart) en rechts de stembureaus waar heel slecht werd gescoord (rode bolletjes
op de kaart).
Stel dat die partij denkt dat "dus" in die stembureaus aan de rechterkant veel stemmen nog te winnen zijn. Immers, daar
stemmen ze nog niet blauw, en met de juiste campagne zal dat wel lukken. Helaas. Zou er een piek te forceren zijn in
die rechterkant van Figuur 8, dan zou er een puntje ontstaan linksboven in Figuur 7, ver boven het lijntje. En dat komt
normaal niet voor. Wij gaan ervan uit dat er veel energie en campagnemiddelen voor nodig zijn om het te bereiken.
Immers, het is niet alleen zo dat "losse" kiezers van de blauwe partij moeten worden overtuigd, in Figuur 9 is te zien dat
daar rechts de kiezers zitten van andere partijen, zoals in dit geval de rode partij. Als het al zo zou zijn dat blauw zijn
kiezers keer op keer her en der bij elkaar harkt, dan is het onwaarschijnlijk dat rood dat ook doet. Een piek voor blauw
in de rechterkant van de curve betekent automatisch een dal bij rood. En een punt rechtsonder in Figuur 7 voor de rode
partij. Wat ook weer niet normaal is.
Hoe kunnen partijen dan toch groeien of verliezen? Zie Figuur 10; we hebben immers een meerpartijenstelsel. De groene
partij en de blauwe partij kunnen van elkaar winnen zonder het systeem geweld aan te doen.
Hieruit volgt dat partijen normaal gesproken van elkaar kunnen winnen en verliezen naarmate het patroon van hun
verdeling over de gemeente, de regio, het land, op elkaar lijkt. Blauw en groen zijn concurrenten, omdat hun kiezers in

10

www.nrc.nl/verkiezingen/2012/10/03/wat-stemden-uw-buren/

Page 4

Verkiezingen vergeleken
ongeveer dezelfde buurten wonen. Blauw en rood, groen en rood, zijn tegenvoeters. Hun kiezers wonen in andere
buurten.
De verhoudingen tussen blauw, rood en groen zijn weer te geven als een krachtenveld. Blauw en groen trekken elkaar
als het ware aan, blauw en rood stoten elkaar als het ware af. Al die verhoudingen tussen de partijen zijn statistisch te
berekenen. Met een F-test per lijntje is te bepalen of een verhouding ook boven toeval verheven is en kan het lijntje
worden getekend. Hieronder een afbeelding gebaseerd op de kaart "Wat stemden uw buren 2012" van NRC
Handelsblad van de grootste partijen plus Piraten plus DPK (Hero Brinkman destijds), op basis van alle stemmen. Alleen
de significante aantrekkende lijntjes zijn getekend. De dikte van de bolletjes geeft de procentuele verhoudingen aan:

FIGUUR 11: KRACHTENVELD TK12

Te zien is dat DPK en 50PLUS vooral de stemmen vonden in PVV-buurten, waar ook SP-stemmen zitten. PvdA en SP zijn
concurrent. VVD heeft concurrentie, met dunnere lijntjes, van D66 en CDA. Bij PvdA zitten heel veel concurrenten in de
buurt, waardoor PvdA bij elke boodschap delen van de achterban kan verliezen. Bij CDA en VVD zitten weinig
concurrenten.
PVV en VVD zijn geen concurrenten, maar tegenvoeters. We zien vrijwel nooit concurrentie. Niet bij de
Kamerverkiezingen van 2010 en 2012, niet bij de Europese verkiezingen van 2014 en niet bij de Provinciale
Statenverkiezingen van 2011 en 2015. U kunt het ook zelf bekijken. Neem de NRC-kaart "Wat stemden uw buren",
zoom in op een regio met de nodige bolletjes, en schakel afwisselend VVD en PVV in. Het zijn andere bolletjes die
oplichten.
Ander onderzoek is vooral gebaseerd op steekproeven (die niet altijd aselect zijn, overigens) en vraagt naar intenties
van kiezers. Op "zou u overwegen VVD te stemmen" kan het natuurlijk zijn dat PVV-kiezers "ja" zeggen. En andersom.
Immers, men is in Nederland zo geconditioneerd dat het allemaal "rechtse partijen" zijn. In de praktijk wonen PVVkiezers overwegend in de ene buurt en VVD-kiezers overwegend in de andere buurt, en hun grafieken lopen sinds 2010
met een R2 van tegen de 1. Er is geen reden te veronderstellen dat er in de praktijk veel uitruil is sinds 2010. Vóór 2010
kan het anders zijn geweest.

Percentage in verkiezing 2015

30%
25%

20%
15%
y = 0,9116x + 0,0004
R² = 0,965

10%
5%

0%
0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

Percentage in verkiezing 2011

FIGUUR 12: PVV AMSTERDAM, PS15-PS11

De misvatting over "rechtse partijen" is waarschijnlijk debet aan het falen van pogingen om al deze kiezers aan te
spreken. Zoals Bram Moszkowicz beoogt met VNL. Of de nieuwe Ondernemerspartij van Brinkman het beter zal doen is
de vraag.

Page 5

Verkiezingen vergeleken

STATENVERKIEZINGEN 2015| VIER
We hebben eerst alle 9200+-stembureaus uit 2015 weer op de kaart geprikt, zoals te zien op de site van NRC
Handelsblad. Vervolgens hebben we de uitslagen vergeleken met 2011 voor Groningen, Friesland, Drenthe, de vijf
grote steden en Leiden.
In Groningen, Friesland en Drenthe ontwikkelden de krachtenvelden zich als volgt:

FIGUUR 13: GRONINGEN, PS11

FIGUUR 14: GRONINGEN, PS15

FIGUUR 15: FRIESLAND, PS11

FIGUUR 16: FRIESLAND, PS15

FIGUUR 17: DRENTHE, PS11

FIGUUR 18: DRENTHE, PS15

Als een balletje van een partij opschuift in het krachtenveld, of zelfs een nieuwe verbinding maakt, is dat vaak een teken
dat de grafiek (zoals Figuur 7) niet het normale patroon zal tonen: dat de kiezer van deze partij in het onderzochte
gebied op drift is en R2 lager is.

Page 6

Verkiezingen vergeleken
In Groningen is duidelijk dat veel nieuwe regionale partijen vooral het wingebied uit 2011 van PvdA bestoken, terwijl
toch VVD portefeuillehouder van het gasdossier is. PvdA schuift zelfs helemaal op naar het gebied van GroenLinks en
D66. In Friesland was die verbinding er al, en die is nu sterker geworden. Ook in Drenthe schuift PvdA op.
We zien de gevolgen van PvdA vergeleken met bijvoorbeeld CDA:
25%

35%
30%
25%
y = 0,745x + 0,0209
R² = 0,882

20%
15%
10%
5%

Percentage in verkiezing 2015

Percentage in verkiezing 2015

40%

20%
15%

10%
y = 0,3301x + 0,0393
R² = 0,3142

5%

0%

0%
0%

10%

20%

30%

40%

0%

50%

10%

30%

40%

50%

FIGUUR 20: PVDA GRONINGEN, PS11-PS15

FIGUUR 19: CDA GRONINGEN, PS11-PS15
45%

25%

40%

Percentage in verkiezing 2015

Percentage in verkiezing 2015

20%

Percentage in verkiezing 2011

Percentage in verkiezing 2011

35%

30%
25%

20%

y = 0,8928x + 0,0116
R² = 0,8942

15%

10%
5%

0%

20%
15%

10%
y = 0,3851x + 0,0456
R² = 0,3996

5%

0%
0%

10%

20%

30%

40%

50%

0%

10%

Percentage in verkiezing 2011

20%

30%

40%

50%

Percentage in verkiezing 2011

FIGUUR 21: CDA DRENTHE, PS11-PS15

FIGUUR 22: PVDA DRENTHE, PS11-PS15

Het groene lijntje is het pariteitslijntje (dat bij een synchroon assenstelsel onder 45 graden loopt). Stembureaus boven dit
lijntje wonnen, die eronder verloren.
Te zien is dat PvdA niet alleen verloor, maar dat de kiezer op drift is. De kiezer vertrok op een onevenredige manier
naar andere partijen. Niet gewoon naar SP, want dat zou in vrijwel dezelfde buurten zijn, met een mooie R 2 tot gevolg.
We kunnen dat nader onderzoeken door het laatste jaar te bezien. Gemeenteraadsverkiezingen zijn niet gelijk aan
provinciale statenverkiezingen, omdat andere partijen meedoen (krachtiger lokale partijen) en het om andere dingen
gaat. Echter, in onze ervaring zijn ze beter onderling vergelijkbaar dan Kamerverkiezingen met Statenverkiezingen of
met raadsverkiezingen. Van provincies is het niet aanvaardbaar om van alle gemeenten uit 2014 alle PvdA-scores op
één hoop te gooien. Daarom hebben we een aantal gemeenten onderzocht, de vijf grootste plus Leiden:
25%

30%
25%
20%
y = 0,4929x + 0,0401
R² = 0,8636

15%
10%
5%

0%

Percentage in verkiezing 2015

Percentage in verkiezing 2014

35%

20%
15%

y = 0,4404x + 0,0687
R² = 0,6344

10%
5%

0%
0%

10%

20%

30%

40%

Percentage in verkiezing 2011

FIGUUR 23: PVDA AMSTERDAM, PS11-GR14

50%

60%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

Percentage in verkiezing 2014

FIGUUR 24: PVDA AMSTERDAM, GR14-PS15

Page 7

Verkiezingen vergeleken

25%

25%

20%
15%

y = 0,4132x + 0,0206
R² = 0,8686

10%
5%

Percentage in verkiezing 2015

Percentage in verkiezing 2014

30%

0%

20%
15%

10%
y = 0,2624x + 0,0937
R² = 0,2336

5%

0%
0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

0%

5%

10%

Percentage in verkiezing 2011

FIGUUR 25: PVDA UTRECHT, PS11-GR14

20%

25%

30%

FIGUUR 26: PVDA UTRECHT, GR14-PS11
25%

20%
15%

10%

y = 0,5389x + 0,0139
R² = 0,7464

5%

Percentage in verkiezing 2015

25%

Percentage in verkiezing 2014

15%

Percentage in verkiezing 2014

0%

20%
15%

10%
y = 0,1521x + 0,1276
R² = 0,0323

5%

0%
0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

0%

5%

Percentage in verkiezing 2011

10%

15%

20%

Percentage in verkiezing 2014

FIGUUR 27: PVDA LEIDEN, PS11-GR14

FIGUUR 28: PVDA LEIDEN, GR14-PS15

In Amsterdam, Utrecht en Leiden verloor PvdA tussen 2011 en 2014 langs normale verhoudingen. Dat is minder erg,
omdat die kiezer de volgende keer met een goede campagne in de vertrouwde buurten terug gevonden en gewonnen
kan worden. Maar het laatste jaar kwam de desintegratie pas goed op gang. In extreme mate in Leiden. We hebben
dat nader onderzocht met big data en vonden dat PvdA in Leiden nu populair is in buurten waar de rijkere Leidenaren
wonen…
In Rotterdam en Den Haag was het verval er bij PvdA ook tussen 2011 en 2015, maar is de scheiding van 2014 minder
duidelijk. In Eindhoven was de desintegratie er ook al tussen 2011 en 2014.
Moet de PvdA dan bang zijn voor SP? Niet helemaal, want ook die partij vertoont schommelingen:
20%

30%
25%
20%

15%
y = 1,1287x + 0,0163
R² = 0,6753

10%
5%

0%

Percentage in verkiezing 2015

Percentage in verkiezing 2015

35%

18%
16%
14%
12%

10%
8%
y = 0,9244x + 0,0262
R² = 0,5613

6%
4%

2%
0%

0%

5%

10%

15%

20%

Percentage in verkiezing 2011

FIGUUR 29: SP GRONINGEN, PS11-PS15

25%

30%

0%

5%

10%

15%

20%

Percentage in verkiezing 2011

FIGUUR 30: SP FRIESLAND, PS11-PS15

Page 8

Verkiezingen vergeleken

25%

Percentage in verkiezing 2014

Percentage in verkiezing 2015

30%
25%

20%
15%
y = 1,1286x + 0,0143
R² = 0,5021

10%
5%

0%

20%
15%
y = 0,8012x + 0,0154
R² = 0,6598

10%
5%

0%
0%

5%

10%

15%

20%

25%

0%

5%

Percentage in verkiezing 2011

FIGUUR 31: SP DRENTHE, PS11-PS15

20%

25%

30%

25%

20%
15%

10%
y = 1,3083x - 0,0186
R² = 0,4714

5%

Percentage in verkiezing 2015

Percentage in verkiezing 2014

15%

FIGUUR 32: SP ROTTERDAM, PS11-GR14

25%

0%

20%
15%

10%

y = 0,8387x + 0,0166
R² = 0,8531

5%

0%
0%

5%

10%

15%

20%

0%

5%

Percentage in verkiezing 2011

10%

15%

20%

25%

Percentage in verkiezing 2014

FIGUUR 33: SP UTRECHT, PS11-GR14

FIGUUR 34: SP UTRECHT, GR14-PS15
30%

Percentage in verkiezing 2015

25%

Percentage in verkiezing 2014

10%

Percentage in verkiezing 2011

20%
15%

10%

y = 1,062x - 0,0167
R² = 0,6626

5%

0%

25%

20%
15%
y = 0,9255x + 0,0341
R² = 0,7679

10%
5%

0%
0%

5%

10%

15%

Percentage in verkiezing 2011

FIGUUR 35: SP EINDHOVEN, PS11-GR14

20%

25%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

Percentage in verkiezing 2014

FIGUUR 36: SP EINDHOVEN, GR14-PS15

De SP laat in Utrecht en Eindhoven het omgekeerde zien van PvdA: schommelingen tussen 2011 en 2014 en stabiliteit het
laatste jaar. Maar zonder de grote verliezen; zelfs met winst. Rotterdam PS11-GR14 staat erbij om te laten zien dat de
schommelingen niet altijd zichtbaar zijn in de uitslagen. SP scoorde in Rotterdam in 2011 en 2014 respectievelijk 11,3 %
en 10,5%, wat partijen in slaap kan sussen.
In de andere onderzochte gebieden is de fluctuatie er ook, maar minder duidelijk de scheiding van 2014.

CONCLUSIES








De PvdA desintegreert met name sinds 2014, daarvoor was er tussen 2011 en 2014 alleen verlies. In Leiden trekt
PvdA nu vooral kiezers in de rijkere buurten. Ook in noordelijke provincies is de bal "PvdA" opgeschoven richting
D66, GroenLinks, VVD.
SP had lokaal wat wisselingen in kiezersgroepen tussen 2011 en 2014, meer stabilisatie tussen 2014 en 2015.
VVD en PVV zijn geen concurrenten, rechts en links zijn betekenisloos als ze niet een groep kiezers beschrijven. Hun
kiezersgroepen zijn zeer stabiel, wat betekent dat er dus ook weinig uitruil tussen plaatsvindt.
Moszkowicz's VNL wil zich richten op "de kiezers tussen VVD en PVV", wat dus niet bestaat. Het falen van "rechtse"
alternatieven zit mogelijk in onvoldoende kennis van de potentiële achterban.
"Ondernemers" zijn ongedefinieerd in de grafen. Of Brinkman daar een aandeel in kan halen is de vraag.
SP lijkt de koers te hebben hervonden, al hebben we vooralsnog een beperkt gebied bestreken. Het is
onwaarschijnlijk dat PvdA de crisis kan oplossen met een leiderschapswissel. Er is maatwerk nodig.

Page 9

Verkiezingen vergeleken

LITERATUUR
Aarts, K., en R. Horstman. 1991. “Political Change And The Electoral Geography Of The Netherlands”. In ECPR Joint
Sessions of Workshops, Essex. Enschede.
Butler, D., en D. Stokes. 1974. Political Change in Britain: The Evolution of Electoral Choice. 2nd ed. London: Macmillan.
Johnston, R.J. 1983. “Spatial continuity and individual variability: A review of recent work on the geography of electoral
change”. Electoral Studies 2 (1): 53–68. doi:10.1016/0261-3794(83)90106-3.
Paardekooper, A., F. van Dalen, en J.H.F. Smits. 2014. Meer mensen naar de stembus - Hoe de overheid de opkomst bij
verkiezingen kan verhogen. Amsterdam: Stichting Politieke Academie. http://politiekeacademie.eu/shop/boekopkomst-bevordering/.
Smits, J.H.F. 2014a. “On disaggregation of voter results”. In Politicologenetmaal 2014, Maastricht. Amsterdam/Berkel en
Rodenrijs: Stichting Politieke Academie. doi:10.13140/2.1.3446.1126.
———. 2014b. “On the mechanism of change and stability in multiparty elections”. In Politicologenetmaal 2014,
Maastricht. Amsterdam/Berkel en Rodenrijs: Stichting Politieke Academie. doi:10.13140/2.1.1578.3364.
Smits, J.H.F., en E. Mennen. 2015. De zaak Van Rey - De kiezer in Roermond op drift.
http://dx.doi.org/10.13140/2.1.4022.8641.
Van Dalen, F., J.H.F. Smits, en A. Paardekooper. 2014. Permanente Campagne - Hoe politieke partijen en politici de
verkiezingen kunnen winnen. Amsterdam: Stichting Politieke Academie. http://politiekeacademie.eu/shop/boekpermanente-campagne/.
Van Gent, W.P.C., E.F. Jansen, en J.H.F. Smits. 2014. “Right-Wing Radical Populism in City and Suburbs: An Electoral
Geography of the Partij Voor de Vrijheid in the Netherlands”. Urban Studies 51 (9): 1775–94.
doi:10.1177/0042098013505889.

BIOGRAFIE
Joost Smits (1965), doctoraal Bestuurskunde (Universiteit Twente), onderzoeker bij de Stichting Politieke Academie
(Amsterdam), werkt aan proefschrift (Universiteit Twente (2011-2013), nu bij Politieke Academie.
joost@politiekeacademie.eu
Frank van Dalen (1969), Informatica ingenieur (Technische Universiteit Eindhoven) en campagnestrateeg, voorzitter bij de
stichting Politieke Academie.
frank@politiekeacademie.eu
Recente publicaties: van Gent, Jansen, en Smits (2014), van Dalen, Smits, en Paardekooper (2014), Paardekooper, van
Dalen, en Smits (2014), Smits en Mennen (2015).
www.politiekeacademie.eu
De kaarten zijn gerealiseerd met inzet van:
Esther Mennen, Sebastiaan van Niele, Ruud Tevreden en AutiTalent. De online kaart bij NRC Handelsblad is weer
gebouwd door Arlen Poort.
Frank van Dalen, Joost Smits en Aart Paardekooper zijn de auteurs van het Nederlandse handboek voor effectieve
permanente campagne.

Webshop: politiekeacademie.eu/shop/boek-permanente-campagne/
en bij de betere boekhandel.

Page 10

View publication stats