De Algemene Rekenkamer 1808-1811

120 enorm toe. Dit leidde ertoe dat de kleine zaken eerst werden bekeken en deels afgehandeld door de ‘Commissarissen uit den Raad van Justitie voor kleine zaken’. De Bataviase Raad van Justitie – bestaande in ieder geval na 1661 uit negen leden – vergaderde in het kasteel en bestond uitsluitend uit compagniesambtenaren. De voorzitter was een lid van de Raad van Indië. In de zeventiende eeuw ontsloeg en benoemde de Hoge Regering de leden van de Raad van Justitie. Deze bestond in de jaren twintig en dertig nog uit veelal onkundige lieden die soms willekeurig procedeerden. De benoeming van ondeskundige personen, en de afhankelijkheid van de Hoge Regering bij belangrijke rechtszaken, belemmerde dikwijls de onafhankelijke rechtsgang. Daarom besloten Heren Zeventien in 1690 het ontslagrecht naar zich toe te trekken, en in 1697 ook het benoemingsrecht. 19 Deze maatregelen hadden de benoeming van meer deskundige juristen tot gevolg en dus de professionalisering van de Raad van Justitie. De veranderingen in de ontslag- en benoemingsprocedure beperkten weliswaar de invloed van de Hoge Regering, maar deze behield het recht van inzage in alle processtukken. Ingeval de Raad van Justitie incompleet was, kon de Hoge Regering tijdelijk een buitengewoon lid benoemen. Zijn besluiten en vonnissen moesten zonder verhindering effect sorteren. Het was de gouverneur-generaal en de raden van Indië verboden delinquenten pardon te verlenen, of de vonnissen en procedures te annuleren, of de voortgang ervan te beletten. Alleen in doodvonnissen mocht de Hoge Regering pardon verlenen. Om die reden moesten zowel de Raad van Justitie als het College van Schepenen de dossiers van ter dood veroordeelden aan de gouverneur-generaal en raden doen toekomen, ‘die, na resumtie van deselve, de sententie approberen, mitigeren, of veranderen, nadat die de saecke komen op te vatten’. 20 In de loop van de zeventiende en achttiende eeuw liet de Hoge Regering nog dikwijls haar invloed gelden op de organisatie van de Raad van Justitie. De afwikkeling van boetes en confiscaties van compagniesdienaren betrof immers direct de financiële administratie van de VOC. De Hoge Regering vooral de gouverneurs- generaal bemoeiden zich informeel dikwijls met de veroordeling van compagniesdienaren die zich schuldig maakten aan particuliere handel of andere delicten waarop straffen stonden als geldboeten, inhouding van maandgelden, of confiscatie van goederen. Formeel zag de Hoge Regering er op toe dat administratie van zulke veroordelingen in de ‘sententieboecken’ correct verliep, en dat de boeten werden gecommuniceerd met de koopman van het soldijcomptoir. Aangezien de officieren de fiscaal, de baljuw, de landdrost een deel van de boeten toekwam, was de secretaris van de Raad van Justitie verplicht elke drie of vier maanden de rekeningen van veroordelingen en confiscaties aan de officieren te geven. Ook was de Hoge Regering gerechtigd te bepalen hoe de opgelegde boeten en aangehaalde goederen moesten worden verdeeld over de raad, de officier, de armen, de ontvanger, en de licentmeester. 21 De Bataviase Raad van Justitie was exclusief bevoegd in zaken die de Compagnie of de compagniesdienaren aangingen, en dat in het hele octrooigebied. Zaken die niet werden opgelost door de Raden van Justitie in de verschillende gouvernementen, werden doorverwezen naar Batavia. Vaak vormden de leden van een gouvernement gewoonlijk Politieke Raad genoemd tevens de lokale Raad van Justitie. Deze dubbelfunctie leidde dikwijls tot belangenverstrengeling en onenigheid. Bij onduidelijke rechtsgang werden ingewikkelde zaken doorverwezen naar de Bataviase Raad van Justitie. In het archief bevindt zich nog een deel van de correspondentie met de Politieke Raden van diverse buitengewesten. Het kleine restant van het archief van de Bataviase Raad van Justitie dat zich in het ANRI bevindt, is niet te vergelijken met de enorme omvang van de ingekomen stukken van de Raad van Justitie bij Heren Zeventien en de Kamer Zeeland. Deze berusten in het Nationaal Archief te Den Haag. Hier bevinden zich onder andere kopieën van de civiele en criminele rollen en de criminele sententiën, alle vanaf 1637. 22 Zoals gezegd moesten alle zaken, zowel civiele als criminele, die compagniesdienaren betroffen voor de Bataviase Raad van Justitie komen. Ging het om zaken die een burger of Aziaat ‘vreemdeling’, en een compagniesdienaar aangingen, dan kwamen die eveneens voor de Raad. Wanneer Aziaten onderling een geschil hadden, dan konden zij kiezen uit de Raad van Justitie en de schepenbank. Voor de overige bevoegdheden van de Raad kunnen de ‘Bataviase Statuten’ van 1642 worden geraadpleegd. Deze bevatten een compilatie van plakkaten en wetten die de eerste decennia van Batavia werden opgesteld, en die als de basis voor het recht en de rechtspraak onder de VOC beschouwd kunnen worden. 23 In 1798 ging de raad zichzelf ‘Hooge Raad’ noemen. De Raad van Justitie werd op 15 augustus 1809 door Daendels opgeheven en vervangen door de ‘Hoogen Raad van Justitie van Hollandsch Indië’. Een nieuwe instructie