Het College van Boedelmeesters van Chinese

116 nagelaten protocollen met daarin vele contracten tussen burgers brengen ons dicht bij het privé- ondernemerschap en de multi-etnische koloniale samenleving. In hoofdstuk IV worden de kerkelijke colleges behandeld: 1. De Gereformeerde kerkenraad van Batavia 1621; 2. Het College van Diakenen 1648; 3. Het College van Kerkmeesters 1655; 4. De Gereformeerde kerkenraad van Semarang 1753; 5. De Lutherse kerkenraad te Batavia 1746. Deze kerkelijke instellingen vormden ieder afzonderlijk hun archieven. Het kerkenraadarchief van Semarang bevond zich vroeger in de nog steeds bestaande achttiende-eeuwse kerk van Semarang. Het is niet bekend wanneer het naar Batavia werd overgebracht. Het door de Hoge Regering benoemde College van Kerkmeesters was formeel geen kerkelijke maar een seculiere organisatie. De kerkmeesters waren verantwoordelijk voor het beheer over de kerkgebouwen en kerkelijke goederen, de organisatie van begrafenissen en het toezicht op begraafplaatsen. Deze vijf instellingen hielden de administratie bij van doop-, trouw- , en begraafboeken. Deze archieven zijn later ondergebracht in het archief van de Burgerlijke Stand. In hoofdstuk V worden alle overige instellingen en personen behandeld: 1. De Amfioen Sociëteit 1745-1794 en de Amfioen Directie 1794-1808; 2. De Bataviase Bank van Lening 1746-1752; Bank-Courant en Bank van Lening 1752- 1794; Bank van Lening 1794-1818; 3. De Collectie Engelhard. Deze collectie betreft de archieven van Nicolaas Engelhard, gouverneur van Java’s noordoostkust 1801- 1808.

II. Het hoofdbestuur van de VOC te Batavia

1. De Hoge Regering 1609-1811

In 1609 stelden Heren Zeventien een gouverneur- generaal aan, Pieter Both, die het hoogste gezag zou gaan voeren over de VOC-vloot en de kantoren in Azië. De formele benoeming door de Staten-Generaal volgde op 27 november van dat jaar. In artikel 1 van zijn instructie kreeg Both de opdracht een vijf leden tellende Raad van Indië te benoemen, die hem moest bijstaan in zaken van rechtspraak en bestuur. De leden van deze raad, sinds 1617 negen in getal, hadden tot taak de gouverneur-generaal ‘te assisteren in alle saecken, generaele directie, soo van den handel, oorloge, regieringh, als in het administreren van de justitie in alle civile en criminele saecken’. Gouverneur- generaal en raden van Indië vormden gezamenlijk de Hoge Regering. 4 Boths derde opvolger, Jan Pietersz Coen 1619-1623, 1627-1629 maakte, in opdracht van Heren Zeventien, in 1619 van Jaccatra de zetel van het Nederlands-Indische VOC-bestuur. Voordien verbleven de gouverneurs-generaal meestal te Banten en Ternate. Onmiddellijk na de verovering van Jaccatra op 30 mei 1619 vestigde de Hoge Regering zich aldaar. Zij werd in haar werk bijgestaan door de generale secretarie. Aan het hoofd daarvan stond een secretaris, die de vergaderingen van de Raad van Indië bijwoonde en de resoluties schreef. Hij werd ondersteund door een eerste klerk, die de rang van opperkoopman had, ordinaire klerken en extra-ordinaire klerken. Het aantal klerken nam in de loop der jaren toe, van 14 in 1660 tot ca. 70 in 1799. Elke ordinaire klerk kreeg één of meer specifieke onderdelen van de administratieve taak toebedeeld: het ‘Daghregister van Batavia’ bijhouden, het kopiëren van resolutieboeken, het afschrijven van resoluties of notulen, het registreren van ingekomen brieven, het maken van registers en indexen. De hoeveelheid schrijfwerk op het kasteel was groot. Een paar keer per jaar stapelde het werk zich op, bijvoorbeeld in het najaar wanneer de retourschepen naar Nederland vertrokken. Ettelijke kisten met brieven en papieren moesten worden gereedgemaakt voor verzending naar Heren Zeventien en de VOC-kamers in Nederland. 5 Tijdens deze topdrukte werden extra-ordinaire klerken aangetrokken. Zo werd de reguliere bezetting van de secretarie ontlast van te hoge werkdruk. Niet alleen de administratie van de Hoge Regering zelf diende te worden bijgehouden, maar ook de correspondentie met Heren Zeventien en de kamers in Nederland, de buitenkantoren, de andere bestuurslichamen in Batavia en diverse Aziatische vorsten. Om de eigen Bataviase organisatie, Heren Zeventien, de kamers, de andere kantoren in Azië en de Bataviase stedelijke colleges op de hoogte te houden van de besluiten van de Hoge Regering, werden allerlei administratieve stukken in veelvoud geheel of gedeeltelijk gekopieerd en verzonden. In 1735 werd de zorg voor het archief van de Hoge Regering, nadat er allerlei misstanden waren geconstateerd, overgedragen aan een ‘archivarius’. Vóór dat jaar was de zorg voor het archief een bijtaak van andere functionarissen op de