gewezen was gelet op de omvang van de operatie. De UAntwerpen en de UHasselt boekten de overgenomen activa niet, zoals zij vermeldden in de waarderingsregels. Nochtans hadden zij
niet alle een boekwaarde nul. Een overname om niet had dus bij de ene universiteit een efect op de balans en bij de andere niet. De VUB kreeg een gebruiksrecht om niet op de betrokken
roerende goederen.
8.7.10 Toekomstige kosten
De UAntwerpen en de KU Leuven hebben voorzieningen
171
aangelegd voor toekomstige in -
kantelingskosten. Niet alle universiteiten verwachten dus nog waarschijnlijke of zekere kos -
ten. De UAntwerpen heeft 3,1 miljoen euro inkantelingsvoorzieningen op de balans geplaatst: 0,5 miljoen euro voor verhuiskosten, 0,5 miljoen euro voor veiligheidsrisico’s, 0,8 miljoen euro
voor de afrekeningen 2013 met de hogescholen en 1,3 miljoen euro voor gebouwen. Bij de KU Leuven gaat het om 8,6 miljoen euro voor verwachte projectuitgaven vooral voor aanpassin
- gen aan de IT-systemen en beheers- en administratieve processen.
De afrekeningen van de universiteiten met de hogescholen waren niet altijd deinitief. Soms steunden zij op voorlopige cijfers en zou een deinitieve afrekening in 2014 volgen. De
UAntwerpen en de VUB werkten deels op basis van een nog niet ondertekende overeen -
komst en de UGent kende nog twistpunten over enkele afrekeningen. Gesprekken met uni -
versiteitsvertegenwoordigers wezen evenwel uit dat eventuele bijsturingen beperkt van draag -
wijdte zouden zijn. Het is aangewezen in ieder geval deinitieve afrekeningen te maken.
8.7.11 Besluit
De impact van de inkanteling was bij de ene universiteit groter dan bij de andere. De omvang van de operatie, maar ook instellingsspeciieke regelingen zijn daarbij determinerende facto-
ren. De universiteiten verwerken identieke verrichtingen op verschillende wijze in hun jaar- rekening, zoals de verwerking van de personeelskosten voor het integratiekader, de overname
van vaste activa van de hogeschool of de saldi uit het verleden.
8.7.12 Aanbevelingen
• De UAntwerpen en de VUB moeten zorgen voor ondertekende inanciële overeenkomsten met de betrokken hogescholen.
• Wanneer de afrekening voor het vierde kwartaal 2013 op voorlopige basis gebeurde, dient een deinitieve afrekening te volgen.
• Identieke verrichtingen dienen boekhoudkundig, met het oog op transparantie en onder- linge vergelijkbaarheid, zoveel mogelijk op dezelfde manier te worden verwerkt.
171
Besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2007 betrefende de boekhouding, de jaarrekening, het rekenin- genstelsel en de controle voor de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, artikel 37, eerste lid: De voorzieningen
voor risicos en kosten beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, maar waarvan het bedrag niet vaststaat.
REKENINGENBOEK OVER 2013
REKENHOF, OKTOBER 2014 VLAAMS PARLEMENT
STUK 36 2014-2015 – NR. 1
111
8.7.13 Antwoord van de minister
De Vlaamse minister van Onderwijs heeft op 6 oktober 2014 geantwoord dat identieke ver- richtingen boekhoudkundig inderdaad zoveel mogelijk op dezelfde manier moeten worden
verwerkt. De minister zal de aanbeveling daarom aan de VLIR bezorgen met de vraag dat de universiteiten onderling afspraken maken voor volgende jaarrekeningen. Samen met de re
- geringscommissarissen wil de minister ten slotte ook bekijken hoe de andere aanbevelingen
kunnen worden opgevolgd.
8.8 Rapportering over sociale en iscale lasten op centraal betaalde onderwijslonen
8.8.1 Inleiding
Het Rekenhof heeft onderzocht of de cijfers in de boekhouding van de Vlaamse Gemeenschap Orain over de onderwijslonen in overeenstemming zijn met andere bronnen, in het bijzon-
der van de sociale zekerheid en de belastingdiensten bedrijfsvoorheing
172
. Het ging ook na of de onderwijsdiensten de betrokken sociale schulden binnen een redelijke termijn be
- taalden. Het onderzoek beperkte zich tot de centraal betaalde lonen, voornamelijk voor het
personeel van het lager, secundair, deeltijds kunst- en volwassenenonderwijs, alsook van de centra voor leerlingenbegeleiding en van de statutaire personeelsleden van de hogescholen.
De verwerking van de lonen berust bij het Agentschap voor de Onderwijsdiensten AgODi
173
en het departement Onderwijs en Vorming. Het gaat om de lonen van ongeveer 180.000 per- soneelsleden. In 2013 vertegenwoordigden zij 7 miljard euro.
8.8.2 Systeemzwaktes
Het Rekenhof stelde op grond van informatie uit interviews en documentanalyse een sys- teembeschrijving op. De analyse ervan leidde tot de identiicatie van een aantal zwaktes:
• De loonverwerkingsdiensten werken met een veelheid aan documenten. Sommige cijferge-
gevens brengen zij manueel over van het ene naar het andere document. Dat verhoogt de kans op fouten.
• Niettegenstaande de enorme loonmassa hebben de belastingdiensten en de RSZ-diensten de laatste jaren nauwelijks controles ter plaatse in het ministerie uitgevoerd.
• De RSZ-verrichtingen vloeien niet rechtstreeks voort uit het computerprogramma dat de lonen berekent, maar verlopen volgens een apart circuit.
• Het ministerie boekt geen RSZ-schulden in op grond van de eigen salarisadministratie, maar van de voorschot- en afrekeningsgegevens die de RSZ en de belastingdiensten be-
172
Het ministerie vernieuwt momenteel het salarissysteem. Deze vernieuwing zou in 2015-2016 klaar moeten zijn. Dit onderzoek heeft nog betrekking op het huidige systeem. Het Rekenhof heeft de RSZ-heingen en bedrijfsvoorhef-
ingsinhoudingen niet inhoudelijk geanalyseerd. Het controleerde bv. niet of op alle verloningscomponenten bedrijfs- voorheing werd ingehouden, noch of de juiste percentages werden gebruikt voor de RSZ-heingen.
173
Ook al vallen het volwassenenonderwijs en de hogescholen onder AHOVOS.